Gedurende de
tweede wereldoorlog was er in Nederland gebrek aan allerlei grondstoffen.
Vindingrijk geworden in de eerste wereldoorlog werden o.a. vervangers
ontwikkeld voor koffie, thee en tabak. Onder de naam surrogaten kwamen ze in de
handel.
Voor
de tabaksproducten werden als grondstof gedroogde bladeren gebruikt, waarbij de
ene soort beter geschikt was dan de andere om een enigszins rookbaar product te
verkrijgen. Tijdens de tabaksschaarste, die in 1942 aanving met de invoering
van het distributiesysteem, hadden steeds meer fabrieken in de tabaksbranche te
maken met teruglopende productie en de meesten kwamen daardoor stil te liggen.
Een klein aantal schakelde over op het produceren van surrogaten.Vanaf 8 april
1943 (Staatsblad) kon men niet vrij produceren maar had men van het Rijks
Bureau voor Tabak en Tabaksproducten (R.B.T.T.) een vergunning nodig. Wie
surrogaten wilde maken kon zich bij dit bureau melden. De aanvrager moest
vervolgens kenbaar maken welke bladsoorten hij wilde gebruiken. Over de
samenstelling (melange) werd de geheimhouding gewaarborgd. Vervolgens werd een
monster van het te produceren surrogaat naar het Rijksinstituut van
volksgezondheid in Utrecht gestuurd, om op giftige stoffen te worden
onderzocht. De monsters die door het instituut goedgekeurd werden konden in
productie gaan. Deze fabrieken kregen van het R.B.T.T. een vergunning en zij
werden via publicaties en de media officieel bekend gemaakt. Zonder vergunning
produceren leidde tot hoge boetes of sluiting. In 1943 hadden 3
sigarettenfabrieken, 7 kerftabaksfabrieken en 26 sigarenfabrieken een
vergunning.
De
grondstof voor surrogaten
In
de periode 1943 tot 1945 werden de
meeste surrogaten gefabriceerd. Er ontstond een drukke handel in bladsoorten
door handelaren in tabak, drogerijen, en handelsondernemingen waaronder
agenturen en commissiehandelaren. Een
grote variatie gedroogde bladsoorten (gesneden of ongesneden) werd aangeboden.
In facturen uit 1943 komen we tegen: appelblad, bosbessenblad, bramenblad,
elzenblad, essenblad, esdoornblad, eikenblad, aardbeienblad, frambozenblad,
brandnetelblad, ongezwavelde hop, prunusblad, kersenblad, perenblad, notenblad,
bietenblad, blauwmaanzaad, tuinbonenblad,pronkbonenblad, meidoornblad,
erwtenblad en verschillende melanges.
Door
middel van monsters werden de bladeren door de tussenhandel aan de fabrieken
aangeboden. Bij geschiktheid werden partijen van wel duizenden kilo’s
aangeschaft met een prijs variërend tussen 65 cent en fl.2,- De meest geschikte bladsoorten kosten
ongeveer fl.1.50. Het R.B.T.T. bepaalde de maximum prijs per bladsoort. De
bladeren werden in balen van 50 kilo of in papieren zakken van 15-20 kilo
geleverd. Deze zakken moest men retourneren, anders werd f 0.50 per zak in
rekening gebracht. Niet elk blad was geschikt voor elk surrogaat. Voor
sigaretten koos men het fijne blad, voor kerftabak wat steviger blad en voor
het binnenwerk van sigaren een melange. Als dekblad kon b.v. bietenblad
gebruikt worden en als er geen geschikt dekblad voorhanden was werd
kunstdekblad gebruikt waarin papier verwerkt zat. In december 1943 beperkte het
gebruik van kunstdekblad zich tot de senoritassigaar in de prijsklasse tot 8
cent.
Sommige
bedrijven boden bladmateriaal aan dat vooraf gesneden of gearomatiseerd was. De
inkoopprijs was dan hoger. De aanvoer van de bladeren was niet altijd constant.
De problemen lagen bij het vervoer, de beschikbare voorraad of bij de
importeur. Zo kwam de ongezwavelde hop meestal uit het buitenland (Duitsland,
Tsjecho-Slowakije) echter men moest maar afwachten wanneer het afgestuurd werd.
Surrogaatproducten
De
fabrieken die surrogaatproducten produceerden moesten zich houden aan de Tabak
en Tabaksproductenbeschikking van 1940, waarbij in deze wet weinig onderscheid
te bespeuren valt tussen echte onbewerkte tabak en surrogaten. Surrogaattabak
viel eveneens onder de distributiewet.
Ook
waren er regels voor de verpakking van surrogaten.Op de verpakking moest de
naam van de fabrikant of zijn merk vermeld worden. Verder het R.B.T.T.nummer,
de consumentenprijs, de inhoud, aantal of gewicht van het artikel en het
opschrift: “ SURROGAAT” en “ BEVAT GEEN TABAK”. De producten die men produceerde zijn: surrogaat sigaret,
surrogaat rooktabak, surrogaat pruimtabak, surrogaat senoritas, surrogaat
sigaar, en surrogaat snuiftabak
Merken tabaksurrogaat
Door
de strikte verpakkingsregels deponeerden fabrieken nieuwe merken voor hun
surrogaatproducten. Het lezen van oude facturen van sigarenzaken en het kijken
in privécollecties leverde de volgende merken op:
Sigarettenmerken: Subliem, Remplacant,
Saffiaantjes, Blazertjes, Bijsi, Succes.
Alle verpakkingen bevatten 20 sigaretten en kosten 25 ct per pakje.
Alle verpakkingen bevatten 20 sigaretten en kosten 25 ct per pakje.
Rooktabak: Faverta cigaretten en
rooktabak, Edelkruid, Lieftincks Perfect, Lieftincks Reukbaai, Welle's AHA, 't Schippertje.
Prijzen en gewicht zijn verschillend, van 30 tot 65 cent.
Prijzen en gewicht zijn verschillend, van 30 tot 65 cent.
Pruimtabak: Faverta Pruim, Pruim 1943,
Lieftincks Novum, Surbat, Philips 1943, Paraat. Per 50 gram kostte een pakje 25 tot 30 cent.
Sigaren: Susy, Merie, Reco, Bellona,
Barok stokjes, Barok stijltjes, Jabela Karel I, Marcellus, Pieter Both, Ersiga, Erseno, Tojo, Veno, Pasja, Markla.
Sigaren werden meestal verpakt in doosjes van 10 stuks. De gemiddelde prijs was 50 cent.
Sigaren werden meestal verpakt in doosjes van 10 stuks. De gemiddelde prijs was 50 cent.
In
artikel 3 van het “ Prijsvoorschrift 1943 Surrogaten voor tabaksproducten” wordt de maximale verbruikersprijs
vastgesteld. Voor sigaren is dat 8 cent per stuk, voor senoritas 4 cent,
surrogaatsigaretten 1 ¼ ct per stuk, en
voor rook- pruim- snuif- en shagtabak 32 ½ cent per 50 gram.
Schiedamse Courant 17-08-1943 |
In
de winter van 1944 was tabak nauwelijks te krijgen en was men steeds meer
aangewezen op surrogaatproducten. Daarnaast werd voor eigen gebruik gedurende
de oorlog amateurtabak verbouwd. Zodra echter ons land bevrijd werd was het met
de surrogaten gedaan. Een van de laatste inkopen stond op een rekening uit
1946. Oorzaak dat men de surrogaten vermeed was de invoer van tabak die
langzaam op gang kwam, hoewel de eerste partij, afkomstig uit Zuid-Amerika van
zeer slechte kwaliteit was. De fabrieken stopten met de productie van
surrogaten en schakelden snel over op het verwerken van de ingevoerde echte
tabak. Hoewel de surrogaatproducten de roker tot dienst zijn geweest waren ze
nooit populair. Daarvoor stond de smaak te ver weg van de echte tabak. Een pluspunt was dat de mogelijkheid werd geboden dat een
aantal fabrieken door konden gaan met produceren, en een deel van de bevolking
er zijn brood mee kon verdienen.
Bronnen:
- Mededelingen van de vakgroep detailhandel in tabak en tabaksfabrikaten
1943 e.v
-
Tabak en tabaksproducten beschikking 1940
-
Facturen van diverse sigarenwinkeliers periode 1942-1946
-
Afbeeldingen uit privé collecties o.a. F.Tijmstra, C.Molendijk.
-
kranten.kb.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten