donderdag 11 december 2014

TABAKSFABRIEK GELRIA in CULEMBORG

De tabaksindustrie in Culemborg kende in het verleden een flink aantal sigaren- en tabaksfabrieken. Gelria was een middelgrote tabakskerverij en sigarenfabriek. De productie vond plaats tussen de jaren 1929 en 1960.

Pieter Dirk Saltzherr was werkzaam in de tabaksfabriek van M.Hijmans Jzn in Culemborg. Op 29 december 1927 vroeg hij de gemeente om vergunning om met de heer A.J.de Waal, procuratiehouder bij Hijmans , een tabakskerverij op te richten met een te plaatsen electromotor van 5 pk in het perceel Lange Meent 16. In 1928 verkreeg hij de vergunning en startte de tabakskerverij. Zijn vroegere werkgever Hijmans ging dat jaar failliet.

In 1933 brak er brand uit bij het naastgelegen pand van de radiocentrale van de heer Bleyberg, die oversloeg naar de tabakskerverij. Beide panden brandden volledig uit. Intussen was een stuk grond aangekocht aan de tweede Hondsteeg  om een nieuwe fabriek met naastgelegen woonhuis te bouwen. In hetzelfde jaar werd goedkeuring van de gemeente verkregen en startte de bouw.

Fabriek: Dahliastraat 16
De nieuwe fabriek
De fabriek stond aan de Dahliastraat 16, later vernummerd naar het huidige Dahliastraat 30. De fabriek huisvestte een kerverij en een sigarenmakerij.  Op de begane grond was aan de linkerkant het kantoor. De gekochte balen tabak werden met een steekwagen binnengebracht en opgeslagen. Ook inlandse tabak werd verwerkt, deze werd in  Amerongen gekocht  bij de heer Pluigers.
Achter het kantoor was de kerverij met een elektrische motor die met behulp van banden de kerfmachine en de zeefkoelmachine aandreef. In de hoek stond de eesttrommel voor het drogen van de tabak. In het midden van de betonnen vloer was een ruimte met een betonnen rand waarin de tabak gefermenteerd werd. Door de tabak op te stapelen en te besproeien ontstaat er een broeiproces waarbij de schadelijke stoffen verdwenen. Met toevoegingen werd de tabak op smaak gebracht.
In de werkruimte van ongeveer 320 m2 werkten in de topjaren 20 tot 24 mensen.

Culemborgsche Courant 20-08-1938

De aanvoer van tabak naar de eerste verdieping en de afvoer van gerede producten verliep door middel van een handbediende lift via een luik in het plafond.
De sigarenmakerij en de inpakkerij waren op de eerste etage. Daar werden de sigaren gemaakt. Voor het binnengoed  van de sigaar werd ook inlandse tabak gebruikt.
Het dekblad kwam uit Java of Sumatra. De z.g.n. bosjes ( binnengoed met omblad) werden in houten mallen gelegd en na droging onder de pers kregen ze hun gelijke vorm. Met de hand werd daarna het dekblad aangebracht. Er waren sigarenmallen om verschillende modellen te maken. Voordat de sigaren in dozen en kistjes werden verpakt werden ze van een sigarenbandje voorzien. Tenslotte werd een banderolle, waarop de prijs,  het aantal of het gewicht stonden, op de verpakking aangebracht.
In de beginjaren werden vooral sigaren gemaakt. Later kwam daar pruimtabak en shag bij.
De pruimtabak werd met de hand gevuld en in puntzakjes afgewogen. Shag werd in de juiste hoeveelheid afgewogen en tot pakjes geperst.

Gevoerde tabaksmerken
Na de sluiting van de fabriek van M.Hijmans in 1928 mocht Saltzherr de naam van M.Hijmans gebruiken op zijn tabaksverpakkingen. Om klandizie te behouden heeft hij dat in eerste instantie gedaan. Later werden merken onder de naam Gelria gevoerd.
De producten van Gelria werden in hoofdzaak aan winkels en grossiers in de omliggende plaatsen verkocht. Er was geen losse verkoop aan de fabriek.
Lichte ongesausde pruimtabak   (Collectie vansantbrink.eu)

Tabaksverpakkingen van Gelria met de naam M.Hijmans (Collectie vansantbrink.eu)


Tijdens de oorlogsjaren werd steeds minder  tabak ingevoerd. Veel tabak verwerkende fabrieken raakten daardoor in moeilijkheden. Gelria had net voor het uitbreken van de oorlog een grote partij tabak ingekocht. Tijdens de oorlogsjaren is deze tabak niet verkocht, maar geruild voor allerlei levensbehoeften. Zo is Saltzherr de oorlog doorgekomen. In 1942 stapte de heer de Waal uit de firma en ging  Saltzherr als eenmanszaak verder.


De periode na 1945
Na de oorlog bloeide de fabriek weer op en werkten er een twintigtal mensen.
In 1947 werd het sigarenmerk JAN van RIEBEEK gedeponeerd. De sigaren zaten in een doos van 10 stuks in cellofaan verpakt en werden zo in de handel gebracht. Vreemd genoeg is het octrooi verleend met de naam Riebeek, in plaats van Riebeeck.


Begin jaren vijftig waren er tekenen dat Gelria het moeilijk zou krijgen. De vraag naar pruimtabak werd steeds kleiner. En ook de concurrentie van de grote sigarenfabrieken kon Gelria niet aan omdat zij over de modernste machines beschikten.
Saltzherr produceerde immers nog steeds met een machinepark uit de dertiger jaren. Beide oorzaken leidden tot het verval van de fabriek. Saltzherr  probeerde het tij te keren door meer shag te produceren, maar het mocht niet baten. 
50 gram shag  50+6 ct uit 1948


Tabaksverpakkingen Gelria uit de jaren vijftig

Vanaf midden jaren 50 heeft Saltzherr een baan als boekhouder aanvaard bij een meubelfabriek omdat de productie van sigaren inmiddels was gestopt en bijna alle medewerkers vertrokken waren.
Wat er nog aan pruimtabak en shag werd geproduceerd (en nog een hand vol sigaren) is voortgezet door de laatste medewerker, de heer Van Maurik. De productie is later voortgezet door Heupink en Reinders die de tabak verpakt terug leverde aan Gelria. Die verkoopklare verpakkingen werden dan door van Maurik gesorteerd. De grote dozen gingen toen met "de bodedienst" mee en de handzame dozen en andere lichte bestellingen bracht Saltzherr zelf met de eigen auto rond. ( dat waren vooral boeren in de verre omtrek waar hij ook in de oorlog aan had verkocht) In 1964 is er aan de verkoop van pruimtabak en shag ook een einde gekomen. De laatste medewerker was de 65 jaar al gepasseerd.
De machines werden als oud ijzer verkocht en het pand diende daarna kort als opslagruimte.
Saltzherr is intussen met de heren van Mourik en van Maurik (geen familie van de laatste werknemer) in 1962 de meubelfabriek EM-ES begonnen. Vanwege gezondheidsredenen heeft hij zich op 64-jarige leeftijd teruggetrokken, wel bleef hij de boekhouding verzorgen.


Het pand is vanaf de oprichting tot heden in familiebezit gebleven. De huidige eigenaar Gerrit Saltzherr heeft thans het pand verhuurd aan de Stadswerkplaats. Op de 1e verdieping aan een houten dwarsbalk worden we herinnerd aan het tabaksverleden. Daar bevinden zich nog twee met de handgedrukte etiketten van de merken Glory en Globe shag.

Bronnen:
-       Interview met Gerrit Saltzherr, zoon van Pieter Dirk Saltzherr (2014)
-       Krantenarchief: www.delpher.nl
-       Ad Eillebrecht  e.a.: De sigarennijverheid in Culemborg (1986)
-       J.Romkes: Octrooiaanvragen (1993)
-       Verpakkingen uit privé collecties



donderdag 20 november 2014

WINKEL EN TABAKSKERVERIJ VAN H.HERMAN IN GORINCHEM


In de negentiende eeuw bezat Gorinchem naast vele kleine sigarenmakerijen twee tabaksfabrieken van enige importantie voor de regio. Dat waren de fabrieken van M.Ravenswaay en H.Polvliet. In 1899 begon H.Herman na een overname met tabaksverkoop in zijn winkel. Later in 1912 breidde hij uit met een tabakskerverij.

Rond 1870 dreef Cornelis Alexander van Kuijk een handel in tabak, koffie, thee, suiker en aanverwante artikelen in de Hoogstraat in Gorinchem. De zaak werd in 1889 overgenomen door zijn neef Jan Boll uit Gorinchem  die de firma onder dezelfde naam C.A.van Kuijk voortzette.

Op 20 october 1898 overleed Jan Boll op 37-jarige leeftijd. De weduwe en de heer C.A.van Kuijk verkochten volgens de acte van 22 april 1899 de zaak aan Hubertus Herman, op dat moment handelsreiziger. Herman deed eerder zaken in sterke drank. De naam C.A.van Kuijk bleef als firmanaam gehandhaafd. De winkel hanteerde ruime openingstijden, wat in die tijd gebruikelijk was. In 1908 besloot een aantal winkeliers, waaronder Herman, de openingstijden te beperken. De winkels sloten na 9 uur ‘s avonds met uitzondering van de zaterdagavond.
In 1912 vroeg Herman een vergunning aan bij de gemeente om in het pand  wijk B 654 (Hoogstraat) een door een gasmotor gedreven tabaksdrogerij en tabakskerverij te mogen oprichten. De vergunning werd hem verleend en vanaf die tijd produceerde Herman zelf kerftabak. Er volgde een advertentie voor een pakhuisknecht. In 1915 en 1916 werd de prijs van ruwe tabak verhoogd en dat liet zich vertalen in de consumentenprijs. De zaken gingen blijkbaar goed, want in 1915 kocht Herman een pakhuis aan de Melkstraat voor 1500 gulden.

In 1921 en de jaren daarna volgde Herman de klantenacties van de tabaksfabriek van Ravenswaay om de omzet in de regio te vergroten. Bij Ravenswaay konden gebruikers van hun koffie grote prijzen winnen. Bij Herman waren dat de klanten die zijn tabak kochten. Wasmachines, rijwielen e.d. werden uitgedeeld. Mede door deze acties ging het Herman voor de wind. Regelmatig verschenen advertenties waarbij nieuw winkelpersoneel, loopjongens  en pakhuisknechten werden gevraagd.
In 1928 werd de winkel getroffen door stormschade waar Herman gelukkig voor verzekerd was. Hij bedankte het makelaarskantoor van A.J.Gorter voor de snelle en coulante afhandeling. In de fabriek was inmiddels de gasmotor vervangen door een electromotor. Ook zette Herman zijn jubilarissen in het zonnetje. Zo ondervond zijn werknemer J.v.d.Giesen blijken van waardering bij zijn 25-jarig jubileum in 1930. Twee jaar later overleed Hubertus op 71-jarige leeftijd.

Pieter Antoon Marie Herman, zoon van Hubertus werd geboren in april 1884. In mei 1915 trouwt hij met Maria Lit. Lang heeft het huwelijk niet geduurd, want in februari 1916 kwam zijn echtgenote te overlijden en is hij voor zover we kunnen achterhalen niet meer hertrouwd geweest. Aannemelijk is dat Pieter zich stapsgewijs in de firma heeft opgewerkt. In 1930 wordt hij vermeld als patroon van het personeel. Na het overlijden van Hubertus in 1932 komt de firma op zijn naam te staan en in hetzelfde jaar dient hij bij de gemeente een verzoek in om in het pand Hoogstraat 14 zijn tabaksfabriek en koffiebranderij te willen uitbreiden. Het betreft een Hinderwet vergunning. Op 31 januari 1933 krijgt hij toestemming voor de uitbreiding en het verplaatsen en bijplaatsen van diverse werktuigen. Hij adverteert onder de naam “Electrische Tabaksfabriek Herta, H.Herman opgericht 1848”, het jaar waarin mogelijk van Kuijk de winkel is begonnen.


Nieuwsblad voor Gorinchem en omstreken 20 juli 1934





In 1936 verhuurt hij een pakhuisje aan de Hoogstraat 14 en laat zich inschrijven als handelaar in rashonden. De tabakswinkel blijft hij daarnaast leiden getuige de advertenties voor winkelpersoneel. Na het uitbreken van de 2e wereldoorlog kiest hij de kant van de bezetter. In zijn winkel verkoopt hij toegangskaarten voor bijeenkomsten met Mussert en propaganda materiaal en boeken voor de N.S.B.  Ook verkoopt hij het sigarettenmerk Ukraina. Deze sigaretten werden verstrekt aan weduwen van gevallen strijders en aan strijders die nog aan het Oostfront streden. Aangezien de laatsten de sigaretten niet zelf konden ophalen werden ze, middels een bonkaart met extra toewijzing, uitgereikt aan familieleden. Zij konden dan de sigaretten bewaren of verzenden naar degenen die er recht op hadden.

verstrekking in 1943 en 1944

Na afloop van de oorlog werd de inmiddels “beruchte” Pieter Herman opgepakt wegens heulen met de vijand. De militair commissaris van Dordrecht stelde een beheerder aan voor zijn vermogen. Pieter Herman werd in 1946 door het Tribunaal veroordeeld. Hij werd geïnterneerd tot 13 juni 1948, ontzet uit het kiesrecht en openbare ambten, zijn goederen werden in beslag genomen en van zijn vermogen werd 15000 gulden verbeurd verklaard. Na zijn internering schreef hij zich uit als burger van Gorinchem en vertrok naar Sassenheim.


Bronnen:
            gorinchem.courant.nu
            tabaksverpakkingen privécollectie


maandag 13 oktober 2014

TABAKSFABRIEK VAN DEN HELM ZWOLLE


In 1805 begon Celius Dirk van den Helm op 56-jarige leeftijd een kruidenierswinkel met een tabakskerverij op de Diezerstraat 56 in Zwolle. Zijn zoon Coenraad Derk zette het bedrijf voort, hij werd in 1810 vermeld als winkelier in tabak,snuif,koffie en thee. De kruidenierswaren waren van ondergeschikt belang. Na zijn dood in 1849 leidde zijn vrouw het bedrijf onder de naam Wed.C.D.van den Helm. Zij was depothouder van snuiftabak (zinkingssnuif van de Haagse firma Isaak Leon) en depothouder van thee afkomstig van de firma Jan van Rees & Zn uit Zwolle.


Na haar dood in 1856 werd de zaak geleid door haar stiefzoon Jacobus Casparis van den Helm. De van den Helm’s waren blijkbaar van P.G. huize getuige de advertentie uit 1868.



In 1872 werd de zaak overgedaan aan Anthonij Dengerink die er een goed bestaan mee opbouwde. De fabriek draaide met behulp van een stoommachine die via banden de verschillende tabaksbewerkingsmachines liet draaien.Hij handhaafde de firmanaam Wed. C.D.van den Helm, later gewijzigd in firma A.Dengerink v/h Wed C.D. van den Helm.

Gedeponeerd handelsmerk: Het Wapen van Amsterdam
Rond 1880 braken er onrustige tijden aan in de branche met stakingen onder het personeel. Om de belangen van de tabaksfabrikanten te behartigen besloot men tot de oprichting van “de Vereeniging van Tabaksfabrikanten”. Anthonij Dengerink werd penningmeester van het voorlopig bestuur. Hij heeft echter de oprichting niet meegemaakt, hij overleed kort daarvoor in 1906.

Zijn twee zonen zetten het bedrijf voort, Hendrik Sybrand Dengerink werd de eigenaar. Onder zijn leiding werden de stoommachines vervangen door elektrisch bedienbare machines.

In de jaren 1910-1920 schommelden de prijzen van tabak sterk. Niet zelden werd de tabak duurder om kort daarna weer goedkoper te worden. Ook werd deze periode gekenmerkt door stakingen voor betere werkomstandigheden en beter loon.
In 1922 kwam de tabakswet en werd het banderollensysteem ingevoerd. Dat betekende nieuwe investeringen om aan de bepalingen van de wet te voldoen. Voor veel kleine fabriekjes en thuiswerkers waren de veranderingen te kostbaar en stopten met produceren.
In de jaren dertig was er sprake van oneerlijke concurrentie. Z.g.n. bokserwinkels verkochten de tabaksproducten onder de prijs. Fabrikanten moesten daar op inspelen.


In 1936 verhuisde het bedrijf van de Diezerstraat naar Thorbeckegracht 8. Van den Helm was toen als enige overgebleven van de dertien tabaksfabrieken die in 1880 produceerden.
Nu werkten er 11 mensen in de fabriek, in 1876 waren dat er 28. Hun tabaksproducten werden voornamelijk in de regio afgezet. Tevens werd de handelsnaam Wed.C.D.van den Helm weer van stal gehaald.
Twee jaar na de verhuizing in 1938 trad H.S.Dengerink uit de firma, en werd overgenomen door Johannes Lubbert Roelfsema uit Winschoten. Zijn familie had een tabaksfabriek met handelsmerk “ ’t Bonte Paard” in de Torenstraat in Winschoten. Het eerste jaar draaide de fabriek goed, maar met het uitbreken van de 2e Wereldoorlog raakten veel tabaksfabrieken, zo ook Van den Helm, in de problemen. De aanvoer van tabak werd steeds minder. Door de bezetter werd het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten opgericht. Slechts 17 tabaksfabrieken kregen toestemming van het R.B.T.T. om tabak te mogen verwerken. Veel fabrieken stortten zich op de inlandse tabak en de fabricage van surrogaten om hun werknemers aan het werk te houden..Zo overleefden ze de oorlog om in 1946 weer te kunnen draaien.




Na de oorlog werd de fabriek in Winschoten opgeheven en kwam Berend J Roelfsema, een zoon van J.L.Roelfsema van de Winschoter fabriek naar Zwolle. Hij werd mede-eigenaar van de "Vereenigde Tabaksfabrieken Roelfsema Van den Helm". De firma bestierde tevens een groothandel.






In 1956 werd de "Vereenigde tabaksfabrieken" verkocht aan de Gebroeders Jakobs uit Meppel.
En korte tijd later werd die weer overgenomen door Theodorus Niemeyer uit Groningen. Daarmee kwam een einde aan de tabaksproductie in Zwolle.
De groothandel werd in 1965 verkocht aan BV Vipero in Kampen.
B.J.Roelfsema werd bedrijfsleider bij Smit en ten Hove, een sigarenfabrikant uit Kampen.

Bronnen: 
Lydie van Dijk: Tabaksfabriek van den Helm. ( in Zwols Historisch Tijdschrift 2002)
- Krantenarchief www.delpher.nl 
- Ansichtkaart Zwolle
- Verpakkingen e.d uit prive collecties


donderdag 18 september 2014

TABAKSFABRIEK JAN DE RUYTER - UITHOORN


De tabaksfabriek en kerverij van Jan de Ruyter is de enige geweest die Uithoorn rijk was. Het was een kleine fabriek die leverde aan de regio. 10 tot 15 mensen verdienden er hun brood mee. In de winkel tegenover de fabriek verkocht men ook koffie uit eigen branderij en thee.

In 1827 vestigde Franciscus Jeronimus Vlamingh Kiebert zich als handelaar in tabak en koffie in het herenhuis op de Schans 25 in Uithoorn. Hij koopt in 1839 de tabaksfabriek tegenover het herenhuis.
Van 1839 tot 1884 is de fabriek in handen van de familie Vlamingh Kiebert. Tussen 1884 en 1910 is het niet duidelijk.
In 1858 verkoopt hij de fabriek, winkel en aanhorige gebouwen aan Marten Pieter Vlamingh Kiebert voor 8000 gulden. Hij overleed in 1884 in Utrecht.


Zijn weduwe verkocht in datzelfde jaar de panden aan de Amsterdamse koopman Wilhelmus Laarman. De fabriek wordt echter in de stukken niet genoemd. Werd die soms in 1885 aan Jan de Ruyter verkocht? Jan de Ruyter was in 1886 bedrijfsleider van de fabriek en had 10 man en 3 jongens in dienst. 
Rond 1900 wordt naast tabak en koffie ook thee verkocht.



In 1910 werd  Emmanuel  Brom ingeschreven als bewoner van Uithoorn. Zijn schoonmoeder mevrouw Smelt, zijn zwager en vrouw trokken bij de familie Brom in. In 1927 werden Emmanuel Brom samen met Johannes van Stijn beherende vennoten van de fabriek. Stijn trad in 1929 uit en zo werd Emmanuel Brom enig beherend Vennoot. Hij zette de fabriek voort tot zijn vertrek in 1938 naar Lisse. 
De nieuwe eigenaar werd J.P.M.Smelt. De fabriek telde in 1949 14 werknemers, vrijwel gelijk als in 1886. Door verminderde omzet werd de winkel in 1950 opgeheven en in 1955 de fabriek. Smelt verkocht de fabriek en vier woningen aan de Gemeente Uithoorn die er huizen op wilde bouwen, echter het is er niet van gekomen. De lege ruimte is thans een parkeerplaats

Electrische Tabakskerverij, Koffiebranderij & Theehandel Jan de Ruyter

Er blijft een vraag onbeantwoord. De tabaksfabriek draagt de naam van Jan de Ruyter. Hoe de fabriek vanaf 1839 heette is niet bekend, Jan de Ruyter was toen nog niet in beeld.  

pakjes tabak LIBERATOR vlak na 1945

Pakje tabak in blikkendoos samen 90 cent

Op de hoek van de gevel van de fabriek stond een rode vos op een plateautje ingemetseld. (zie foto fabriek) De vraag is hoe men oorspronkelijk aan de naam Roode Vos kwam.  In 1906 werd het merk Roode Vos voor tabak geregistreerd. Waarschijnlijk was het al eerder gedeponeerd. In 1923 volgde een verlenging van de registratie. Het merk Roovos werd ook gebruikt. 

Het beeld van de Roode Vos heeft de bevolking van Uithoorn altijd aangesproken.
Ter herinnering aan de voormalige tabaksfabriek werd in 2005 een nieuw beeld van de Roode Vos gemaakt door de kunstenaar Gerard van Hulzen. Het bronzen beeld staat vrijwel op dezelfde plaats als vroeger.


Reclamedoosje lucifers

Balen tabak, ingekocht bij Amsterdamse handelaren werden verscheept naar Uithoorn. De ruwe balen werden uit de schepen, die achter de fabriek in het water aanmeerden, zo in het pakhuis gehesen.  In de kerverij werd de tabak gesneden, eerst door stoomgedreven machines, later in de 20e eeuw werden elektrische machines gebruikt. 
Een specialiteit van Jan de Ruyter was de samenstelling van pruimtabak, waarbij ook inlandse tabak werd gebruikt. Door fermentatie werd de tabak beter van smaak en door verschillende soorten te mengen verkreeg men een eigen melange.
De producten vonden voornamelijk hun aftrek in de regio. 

Winkelblik

Tabakspot de Roode Vos

Bronnen:
-  De Lange Brug 2005 nr.3 Stichting Oud Uithoorn/ De Kwakel
- Krantenarchief Delpher
- Tabak uit privécollecties
- afb.winkelblik en tabakspot: marktplaats



zondag 3 augustus 2014

HEERENBAAI VERPAKKINGEN


Heerenbaai valt onder tabak die gesneden werd op de z.g.n. baaisnede met een breedte van 1 tot 2 mm. Baaien werden in korte of lange pijpen gerookt, vroeger in de bekende lange Gouwenaar, later in de houten pijpen met een niet al te kleine kop.

Nadat de tabak in de fabriek een aantal bewerkingen had ondergaan was de laatste bewerking het kerven. Er waren vroeger winkeliers die met een kleine handbediende kerfmachine hun eigen tabak kerfden. Maar meestal werd het in grotere fabrieken gedaan. Eerst met een grotere kerfmachine, later aangedreven op stoom. Jan de Ruijter beschikte in 1860 al over een een kerfbank, pletmachine en eest aangedreven door stoom. Tussen 1910 en 1930 ging men over op elektrisch aangedreven kerfbanken die men heel nauwkeurig kon instellen. Alle tabak werd in een vochtige toestand gekorven, anders zou de tabak breken. Er werd op verschillende breedten gekorven. Grove snede had een breedte van 6 tot 10 mm en werd hoofdzakelijk verwerkt tot pruimtabak.Verder had men de krulsnede van 2 tot 3 mm, de middelsnede van 3 en 4 mm, de mixturesneden van 2,5 mm en de Baaisnede variërend van 1 tot 2 mm. De allerfijnste snede was de shagsnede, van 0,5 mm.

De bekendste onder de baaien is de Friesche Heerenbaai. Van oorsprong zou deze baai in Friesland geproduceerd moeten zijn en werd door de kwaliteit van de melange een veelgevraagd artikel. Dat verleidde diverse concurrerende fabrieken in andere provincies de baai na te maken. Ieder, met zijn eigen melange, verkocht Friesche Heerenbaai. De naam was immers niet beschermd. Zo kennen we o.a. Friesche Heerenbaai van Philips uit Maastricht, Fransen & Zoon uit Kampen, Garrelts & van Deen uit Winschoten, Roelfsema & v.d.Helm uit Zwolle, Roelfsema uit Winschoten, Lieftinck uit Groningen, en Dijkstra uit Amsterdam.
Wanneer de naam voor eerst gebruikt werd is mij niet bekend. Omdat de tabak in een ruime kop gerookt dient te worden zou dat eind achttiende eeuw kunnen zijn. In de krant uit 1869
werd de naam Friesche Heerenbaai genoemd.


(Heeren)baai werd door pijprokers veel gerookt. Alle grotere fabrieken hadden deze baai in hun assortiment. De baai werd verkocht in verpakkingen van 50 gram, 100 gram  maar meestal in 250 grams verpakking. Een aantal fabrieken maakten voor de 250 grams verpakking een blikken trommel, gebruikt als geschenkverpakking, maar ook om de tabak te bewaren tegen het uitdrogen. 



Opvallend is dat de meeste Heerenbaaien prachtig geillustreerd zijn. Dikwijls welgestelde Heerenboeren  die onder het genot van een drankje een pijpje roken ( Douwe Egberts, Niemeijer, Lieftinck, Philips, Pool, Taconis, Garrelts van Deen, De Haas).

Een fraaie afbeelding is de zondagse rit met het rijtuig van Groenevelt.
Moderner uitgevoerd zijn de Gentlemen bij Roelfsema en Kreykamp.
Maar ook gewone boeren, en schippers zijn afgebeeld  b.v .bij Fransen, Goosens, Van den Helm, van Nelle en Dobbelmann.
Bij het derde motief werd gebruikt gemaakt van oude afbeeldingen uit de tabakshandel. Zie de verpakkingen van Fransen, Spanjer Osinga, Moll en Dijkstra.

.








                                                                                    G.Goosens Harderwijk
       

                                                                     blik voor 250 gram tabak

      Blik 1939 n.a.v 75-jarig Jubileum










  
Soms maakten sigarenfabrieken een uitstapje naar tabak. Zoals Hofnar met een pakje Friesche Heerenbaai in de jaren'30. Blijkbaar was het geen succes, want Hofnar is er niet mee doorgegaan.



Bronnen:
Vakopleiding voor de detailhandel
Afbeeldingen: diverse prive-collecties
Krantenadvertentie: kranten.delpher.nl