vrijdag 27 januari 2023

Het eesten van Tabak

 

Het eesten van tabak

Tabaksbewerking

De tabak werd via tabaksmakelaars op tabaksbeurzen ingekocht.

De droge tabak, bros en breekbaar, werd uit de aangekochte vaten of balen gehaald. Daarna werden de bladeren bevochtigd om soepel en lenig te worden zodat ze niet meer kunnen breken. Bij kleine fabriekjes gebeurde dat door met de hand de tabak te besproeien,  grotere fabrieken maakten gebruik van trommels waarbij de bladeren door middel van stoom bevochtigd werden.

De oudste methode was eerst een melange te maken door de verschillende tabakssoorten op een stenen vloer op elkaar te leggen. Daardoor ontstond een stapel waarbij na elke nieuw gelegde laag gesproeid werd. De stapel werd afgedekt met doeken om uitdrogen te voorkomen. De ingevochte stapel liet men hooguit 2 dagen staan.

Tabakssoorten verschillen in taaiheid, nerf en structuur, daarom werden ze per soort bevochtigd en pas in een later stadium gemengd tot een melange.

De tabak ging daarna in lengterichting naar de snijmachine om in verschillende breedten gesneden te worden voor sigarenbinnenwerk, rooktabak, en shag.

Tabaksbladeren voor het omblad en dekblad voor sigaren werden na bevochtiging eerst gestript door de hoofdnerf er uit te halen. De bladhelften werden door een wals plat gestreken en netjes opgestapeld. De handwerk bosjesmaker kon later met de hand de juiste vorm uit het bladhelft snijden, afhankelijk van het model sigaar. Later werd daar een machine voor uitgevonden.

De gesneden tabak werd in de stripmachine in kleine stukjes gescheurd en door een rooster geperst waarin zich openingen bevonden. De grootte van deze openingen bepaalden de grootte van de stukjes. Aan de machine konden roosters met grotere of kleinere openingen gemonteerd worden.

Als er nog geen melange was toegepast werd dat eerst gedaan door de bladstukjes te vermengen in een ronddraaiende mengtrommel.

Het eesten

De inmiddels ontstane melange van bladstukjes voor sigaren of dunne reepjes voor rooktabak en shag is nog te vochtig en moet worden gedroogd om schimmelvorming tegen te gaan en aroma te behouden. Deze bewerking heet eesten of roosten.

De oudste methode is het gebruik van een haardplaat of een zinken bak die door een daaronder liggend houtvuur verhit werd. De gesneden tabak werd in de haardplaat of bak gestrooid en door harken met de hand in beweging gehouden om verschroeien te voorkomen.

Deze manier van eesten bracht het gevaar van brand in de werkruimte met zich mee. Dat was een risico en ondanks de strenge maatregelen kwam dit herhaaldelijk voor. Om te mogen eesten was een hinderwetvergunning vereist. Die werd door de gemeente verstrekt als aan de eisen van brandveiligheid, stank- en rookafvoer was voldaan.

Een verbeterde eestmethode bij kleine fabrikanten, denk aan een eenmanszaak, is het gebruik van een metalen kacheloven in plaats van haardplaten. De oven werd gestookt met turf of hout. Op de oven werd een metalen bak met gaten geplaatst. Met behulp van ijzeren haken werd de bak er af getild om de tabak om te kunnen roeren om daarna weer op de oven te plaatsen. Dat herhaalde zich tot de tabak voldoende droog was.

Bij middelgrote fabrieken gebruikte men een ronddraaiende droogtrommel met dubbele buitenwand. Binnen in de trommel bevonden zich haken die de tabak goed door elkaar mengden. Deze droogtrommel of eesttrommel werd onderaan met hout of kolen gestookt. Na droging werd de tabak er uitgeschept en in de ervoor geplaatste manden, kisten, of opengesperde jute zakken gedaan.

Grote fabrieken hadden soms meerdere eesttrommels naast elkaar, gestookt met kolen. Op onderstaande foto ziet men de kisten en een mand afgebeeld om de gedroogde tabak op te vangen. Rechts liggen de kolen om te stoken.

Een volgende stap in de ontwikkeling is het gebruik maken van een gas- of elektromotor. Met behulp van banden werd de trommel aangedreven. Door meerdere aandrijfwielen aan te koppelen kon 1 motor verschillende machines via overbrenging van banden in werking stellen.

De laatste fase is het gebruik van machines die geheel op elektriciteit werden aangedreven en onderdeel vormden van de tabakbewerkingstraat. Volledig beveiligde automatische kolossen waarbij je de bewerking niet meer kunt zien.

Afbeeldingen

  1. Uit: Landstand in Zeeland 03-09-1943
  2. Museum het Houten Huis – De Rijp
  3. De tabak en de tabaksfabrikaten – Jacob Wolf z.j.
  4. Archief Museum Douwe Egberts – Joure
  5. Archief Nationaal Tabaksmuseum Wervik
  6. Streekmuseum De Roode Toren – Doesburg
  7. Nationaal Tabaksmuseum Wervik

donderdag 24 december 2020

TACONIS & WIJNVELDT - Apeldoorn

De oudste kerverij in Nederland werd in 1746 opgericht door Engelbertus Cornelis Ninaber. De kerverij is in 1784 gevestigd op 't Droogbak naast de brouwerij 't Hart in Amsterdam. Zonen van Engelbertus volgden hem na zijn overlijden op. In 1896 wordt de fabriek verkocht aan T.S.H. Taconis die spoedig daarna met F. H. Wijnveldt als compagnon de fabriek gaat leiden. De fabriek heet dan officieel "Taconis & Wijnveldt opv. van E. C. Ninaber & Zonen".

Het oudste en bekendste merk is "Het wapen van Holstyn".


In 1900 wordt de fabriek wegens uitbreiding overgeplaatst naar Apeldoorn op het adres  Kanaaldijk Noord 125. Het kantoor blijft vooralsnog gevestigd in Amsterdam. Op 8 januari 1900 krijgt de fabriek toestemming een gasmotor van 5 pk te plaatsen. 

Om reclame te maken werden albumplaatjes uitgegeven van vrouwportretten. Op de achterzijde stond: H.H. Liefhebbers van een geurige pijp Friesche Tabak durven wij volkomen onze Friesche Tabakken aan te bevelen, daar zij geheel volgens het Friesche systeem bewerkt zijn. Wat het Friesche systeem precies inhield is niet bekend.


Taconis & Wijnveldt hield zich vooral bezig met de export van tabaksproducten. In 1901 werd door tariefsverhoging de verkoop naar Duitsland bemoeilijkt, daarentegen werd meer geexporteerd naar Skandinavie en Nederlands-Indie.

Op 22 juni 1903 werd een nieuwe V.O.F. opgericht tussen Taconis en J. H. Remme uit Zaandam met een looptijd van 5 jaren. De naam bleef Taconis & Wijnveldt. De V.O.F. heeft geen lang leven gekend.

In 1905 werd de fabriek uitgebreid. Er werd nieuw personeel geworven, oude machines werden vervangen door nieuwe en er kwamen ruime werkplaatsen voor de werknemers. De gasmotor werd vervangen door een sterkere van 15 pk. Het ging de fabriek voor de wind, het werd een succesvol exportjaar. Een goed verkocht artikel waren de blikken met Havana melange.

                                     Blikken tabak voor huishoudelijk gebruik

                                          Briefhoofd met links de fabriek in Apeldoorn

In 1906 sluit de fabriek zich aan bij de Vereniging van Tabaksfabrikanten en worden drie bestaande octrooien verlengd. In de kranten van Batavia wordt regelmatig geadverteerd om de afzet te bevorderen. In 1911 komt een nieuw merk uit " Illusie ", de afbeelding toont een kringetjes blazende heer, lui zittend op een bank.
In de jaren 1915 en 1916 stagneert de aanvoer van tabak als gevolg van oorlogshandelingen. Het gevolg is dat de prijzen van tabaksartikelen regelmatig worden verhoogd.
De jaren na de eerste W.O. is een moeilijke tijd voor de fabrikanten. Ook Taconis & Wijnveldt heeft er onder te lijden, zodanig dat op 19 april 1922 de fabriek failliet wordt verklaard. Een maand later wordt het faillissement al weer opgeheven en vindt er omzetting plaats naar een N.V. 
Bekend als exportfabriek richt Taconis & Wijnveldt zich nu steeds meer op de binnenlandse markt.
Dat heeft succes en ook de export naar Batavia trekt weer aan. Het gevolg is dat het werknemersbestand kan worden uitgebreid.
In 1925 vindt er een directeurswisseling plaats. J. H. Remme treedt af en G. W. Alsbach volgt hem op. Er verschijnt een nieuw merk "Johnny" een rooktabak dat een groot succes blijkt te zijn.

De fabriek doet, met uitzondering van advertenties in exportlanden, weinig aan reclame. Het uitgespaarde geld wordt gestoken in kwaliteitstabakken, hetgeen door de klanten zeer gewaardeerd wordt en waardoor de fabriek zijn bekendheid verwierf.

                                     Het fabrieksgebouw in 1926

In 1929 doet de fabriek mee aan allerlei acties. Zo kon men sparen voor een gratis pijp en werd aan de Nood der Armen 600 pakjes tabak gedoneerd. In 1930 werd het merk V.A.R.A. uitgebracht en van een octrooi voorzien. 


Het wordt voor Taconis & Wijnveldt steeds lastiger zich zelfstandig staande te houden. De concurrentie met de grote tabaksfabrieken die met modernere machines een grotere productie halen werd te zwaar.
Op 30 oktober 1931 wordt de fabriek overgenomen door J. & A.C. van Rossem, met het nieuwe adres: Haven 57 in Rotterdam. 
G.W. van Alsbach, de laatste directeur treedt af. De firma wordt een lege B.V. en in 1932 verdwijnt Taconis & Wijnveldt na een bestaan van 186 jaar van het toneel. De naam wordt verwijderd uit de lijst van Tabakvergunninghouders.

Merken van Taconis & Wijnveldt

Voorzien van een octrooi:
            - 1906 - 't Wapen van Holstyn
            - 1906 - E. C. Ninaber & Zoonen CC
            - 1906 - Engelb. Corn. Ninaber C
            - 1906 - Oudste Stoom-Tabaksfabriek opgericht 1746
            - 1911 - Illusie
            - 1917 - La Beldad
            - 1924 - Johnny
            - 1929 - V.A.R.A.
            - 1930 - Manitoe
            - 1927 - Ninaber Engels Corn. BS
            - 1930 - Tjap Alamat 't Wapen van Holstyn

Zonder octrooi o.a.:
            - Smoke (Heerenbaai)
            - Leeuwentabak
            - Dikkoppen (sigaren)
            - Zetje (pruimtabak)


Bronnen:
- diverse kranten Delpher
- Albumplaatjes: Marktplaats
- Tabaksblikken: Marktplaats
- Briefhoofd: www.wazamar.org
- Overige: uit particuliere collecties





donderdag 17 december 2020

SIGARENFABRIEK "DE NIJVERHEID" - De Rijp

 De vroegste sigarenmakers in Nederland vingen rond 1820 aan met het maken van sigaren. Omstreeks 1840 ontstonden de eerste sigarenmakerijen en in 1880 hadden zich door het hele land sigarenfabrieken gevestigd. In deze tak van nijverheid onderscheiden we huisarbeid door een enkele sigarenmaker, de kleine fabriekjes met 10 tot 20 sigarenmakers en de grote fabrieken met meer dan 100 man personeel.  “De Nijverheid” was een kleine sigarenfabriek. Deze fabriek draaide grotendeels op handwerk zonder gebruik te maken van aangedreven machines. Met eenvoudige handgereedschappen en een werktafel konden de sigaren worden geproduceerd

Het ambacht

De ruwe tabak werd in balen gekocht en door bevochtigen van de bladeren soepel gemaakt. De eerste handeling was het strippen van de tabaksbladeren door de hoofdnerf eruit te trekken zodat er twee helften ontstonden. Vaak werd dit door vrouwen en kinderen gedaan. Na het strippen werd de tabak door een snijmachine in kleine stukken verdeeld. Men gebruikte verschillende soorten tabak zodat een melange ontstond, het binnenwerk genaamd. Daarna werd de tabak gedroogd in een ronddraaiende droogtrommel of op eestplaten die verwarmd werden door een vuurhaard. Hierbij moest de tabak handmatig steeds omgekeerd worden om aanbranden te voorkomen. Dat was een ongezond werk, omdat er giftige gassen vrijkwamen. Het eesten gaf wel eens problemen waardoor er brand kon ontstaan.  

Om het binnenwerk werd een tabaksblad gebruikt, het omblad genaamd. Zo ontstond door rollen een ruwe sigaar, het bosje, dat in een mal geplaatst werd. Als de mal vol was werd deze op een stapel in een handpers onder spanning gezet. Na enige droging werd de sigaar voorzien van het dekblad, in de regel een betere tabakssoort met een gaaf blad. De sigarenmaker sneed met een rolmesje het model van het dekblad uit de bladhelft en rolde dit schuin om het omblad, plakte het laatste puntje met stijfsel vast en werkte de sigaar verder af.  Met de afsnijmachine werd de sigaar op lengte gemaakt. Een ervaren sigarenmaker voorzag 80 sigaren per uur van het dekblad, omgerekend bijna 4000 sigaren per week. De vroegere sigaren hadden aan een eind een langwerpige dichte punt en deze modellen zullen bij de Nijverheid gemaakt kunnen zijn. De sigaren werden daarna gesorteerd op kleur en in kistjes of dozen verpakt.

een sigarenmaker aan het werk

Voorgeschiedenis:

Jan Boon jr, een rijke reder en filantroop uit de Rijp was kinderloos. Tijdens zijn leven besloot hij in 1847 tot het oprichten van de Maatschappij tot bevordering van Nijverheid voor het beheer van zijn nalatenschap. De vennootschap kende 5 aandeelhouders: de Gemeente De Rijp, het Gemeentelijk wees- en armenhuis, het Doopsgezind weeshuis, de Diaconie der Doopsgezinde gemeente De Rijp en de Diaconie der Hervormde gemeente De Rijp. De maatschappij ontplooide allerlei activiteiten op het gebied van de Nijverheid om werk te verschaffen aan de eigen bevolking. Met enkele activiteiten ging het in de loop der jaren bergafwaarts. Dat betekende het einde van de haringvisserij, de exploitatie van het taanhuis en het zoutpakhuis. Men zocht naar nieuwe mogelijkheden en dacht aan een sigarenfabriek.

Op 1 juni 1902 wordt het oprichten van een sigarenfabriek in de raad besproken. Voorstel is deze nieuwe tak van nijverheid in De Rijp te situeren.

Het maatschappelijk kapitaal wordt op f 30.000,- gesteld, f 25.000,- ingebracht door de Maatschappij en f 5000,- door de nieuw aan te stellen directeur. De raad besluit om op 8 juni een vergadering te houden met de vennoten. 


Op de vergadering waarbij alle vennoten vertegenwoordigd waren, met uitzondering van de directeur en commissarissen, werd het verzoek van directeur en commissarissen met 4 tegen 1 stem aangenomen. Het behelst alleen een krediet aanvraag van f.25.000,-, waarbij het kapitaal van de directeur à f.5000,- komt te vervallen. Schriftelijk bepleiten twee van de vijf aandeelhouders, de Doopsgezinde Gemeente en ’t Doopsgezinde Weeshuis, de wenselijkheid de directeur een jaarwedde te geven van f 1000,- met een aandeel in de winst. Bovendien gaf het in overweging om op een perceel van de Maatschappij een fabriek te bouwen i.p.v. een gebouw te huren.

Totstandkoming van de fabriek

Op 1 juni 1902 werd in de gemeenteraad besloten tot het oprichten van een sigarenfabriek. Het voormalig werkhuis aan Nieuwland 2 wordt verbouwd op rekening van de Maatschappij tot bevordering van Nijverheid. Het maatschappelijk kapitaal bedraagt f 35.000,- in aandelen van f 2500,- Het fabrieksgebouw met erven ter waarde van f 3695,80 wordt ook ingebracht. De heer C. de Ruiter, de laagste inschrijver voor      f 1169,- mag de werkzaamheden uitvoeren en bouwt een houten werkplaats naast het woonhuis. Daarnaast wordt een inventaris voor de productie aangeschaft.

foto 2020 - links fabriek rechts aangebouwde werkplaats

De heer K. Humer installeerde de bliksemafleiders en de telefoonaansluiting. Het is de eerste telefoon in de gemeente tussen 2 gebouwen, n.l. fabriek en woonhuis van de directeur. De Heer de Heus, sigarenfabrikant te Rhenen wordt uit een groot aantal sollicitanten door de Maatschappij aangesteld als directeur.

De fabriek is in 1903 inmiddels startklaar en zoekt via advertenties in de krant naar vormwerkers. Dat zijn sigarenmakers die verschillende modellen met de hand kunnen rollen. 

De sigarenfabriek wordt omgezet in een N.V. Er zullen 2 directeuren worden aangesteld die elk voor 5000,- in aandelen geïnteresseerd moeten zijn. De statuten van de NV worden goedgekeurd. Na de omzetting tot NV, worden de heren Van Leijen uit Krommenie en Van Kisten uit Amsterdam aangesteld als directeur.

In de advertentie staat: export naar alle landen. Dat is wat overdreven, de fabriek heeft alleen de lokale markt als afzetgebied gehad.

Werknemers van "De Nijverheid".

In 1905 hebben enkele sigarenmakers wegens een loongeschil met de patroon het werk neergelegd. Stakingen om meer loon en betere arbeidsvoorzieningen kwamen in die tijd bij sigarenfabrieken vaker voor. Het loon van sigarenmakers was gemiddeld in het land f 10.00 per werkdag van 12 uur. In de Rijp verdienden sigarenmakers gemiddeld f 6.00 per dag. Reden was dat er voldoende arbeidskrachten te werven waren.

De NV wordt ontbonden, hetgeen ontslag betekende voor enkele werknemers. Er wordt een doorstart gemaakt met nieuwe werknemers. In ditzelfde jaar ontstond er brand in de droogkamer van de fabriek. Door het krachtig optreden van het aanwezig personeel kon het vuur snel gedoofd worden. Een personeelslid liep daarbij brandwonden op.

In 1907 vindt er een publieke verkoping van aandelen “De Nijverheid” plaats. Directeur Leijen koopt voor f.550,- aandelen en de Maatschappij voor f.560,- .

Opnieuw ontstond er een werkstaking bij een deel van het personeel door een nieuw loongeschil met de werkgever. Sigarenmakers behoorden in De Rijp tot de groep laagstverdienenden. 

Advertentie uit "De Sigarenwinkelier" 1907

Wegens slapte op de markt en verminderde bedrijfsresultaten wordt al het personeel ontslagen met uitbetaling van 2 weken loon. Per 1 september 1908 hervat de fabriek de productie van sigaren.

Het winstcijfer in 1910 op zich is zeer gunstig, een probleem is de afschrijving van f 3000,- hetgeen de cijfers nadelig beïnvloedt.

In de volgende jaren kwakkelt de fabriek met de exploitatie. Men overweegt de fabriek te sluiten en van de hand te doen.

Sluiting fabriek in 1913

De activiteiten van de fabriek worden beëindigd. Begin september vond onder toezichtvan notaris Nolet een openbare verkoop plaats in “’t Wapen van Amsterdam”. Het gebouw bracht f 1920,- op, koper is de heer Dirk Rol. Wat de inventaris en voorraad tabak en sigaren opbracht is onbekend. De eindafrekening van de vennootschap laat een batig saldo van f 9501,69 zien.

 Conclusie:

Het oorspronkelijke plan van de Maatschappij tot bevordering van Nijverheid een sigarenfabriek te exploiteren heeft het vooropgestelde doel niet bereikt. Gedurende de 10 jaar van het kwakkelende bestaan is het nooit tot bloei gekomen. Het bedrijf kon de concurrentie met de andere sigarenfabrieken die met machines veel meer productie konden leveren niet aan. 

Bronnen:

-          Krantenarchief Delpher

-          De Sigarenwinkelier 1907

Foto’s

-          Oudheidkundige Vereniging Schermerland – foto fabriekspersoneel

-          Foto sigarenmaker – onbekend

-          Overige foto’s F.Tijmstra









dinsdag 17 november 2020

De bolknak

 De Bolknak sigaar

Sigaren vanaf 1850 werden meestal gemaakt naar het model tuitknak. Het einde van de sigaar liep af in een smalle tuit. Met behulp van een sigarenknipper werd het puntje voor het roken eraf geknipt.


Ritmeester staat in de geschiedenis bekend als de uitvinder van de bolknak. Toch is de naam bolknak al eerder bekend. In een advertentie uit 1909 adverteert de firma Gebr. Machielse, sigarenfabrikant uit Haarlem een 3 cents sigaar van het merk Darwel Borneo bolknak. Op een kistverpakking van de fabriek H.K.D. rond 1930 staat de naam bolknak ook vermeld.

In het begin van de dertiger jaren werden uit Duitsland veel goedkope sigaren geïmporteerd. Naar aanleiding hiervan begon Ritmeester in 1933 met het ontwikkelen van een nieuw apart model dat bekend zou worden als de bolknak. De sigaar, met een bol uiteinde, vereiste een bijzondere samenstelling van de melange. De melange vinden was geslaagd, echter het aantal sigarenmakers dat dit model kon maken was beperkt. Hier ontstond een groot probleem. Sigarenmakers die jarenlang de gebruikelijke modellen hadden gerold moesten nu hun hand zetten naar een geheel ander type.

Iedere fabrikant weet dat het voor mannen van 40-45 jaar een hele opgave is om zich aan te passen aan een nieuwe modernere werkwijze. Eenvoudiger zou zijn jonge sigarenmakers op te leiden maar dan zou men een hele generatie sigarenmakers uitsluiten die gewend waren aan oude modellen. Men begon met het organiseren van bedrijfscursussen. Sigarenmakers leerden de aflopende tuitknak om te vormen tot een oplopende bolknak. De cursussen werden een groot succes en ook het nieuwe model sloeg bij de sigarenrokers aan. Had Ritmeester in 1933 nog 352 arbeiders in dienst, 4 jaar later in 1937 was dit opgelopen tot over de 1100 werknemers.

Het succes van de bolknak was door andere fabrikanten niet onopgemerkt gebleven en spoedig kwam de bolknak bij de meeste fabrieken in het assortiment terecht. Ze werden gematteerd (voorzien van tabakspoeder) en ongematteerd gemaakt. Gematteerd had het voordeel dat kleurverschillen en een minder dekblad werden verdoezeld. De bolknakken werden in verschillende groottes gemaakt.

bolknak modellen - coll. F.Tijmstra

In 2018 demonstreerde Jacques Dielis, toen 84 jaar, in het van Abbe museum de vervaardiging van de bolknak. Hij was 40 jaar werkzaam geweest bij Willem II. Om de kost te verdienen moest hij 80 sigaren per uur van een dekblad voorzien. En dat 40 tot 50 uur per week.


Sigarenplank model bolknak


Tegenwoordig worden bolknakken nog weinig gerookt. Ook het matteren van sigaren is vrijwel uit de mode geraakt. Toch zijn er nog steeds bolknakken verkrijgbaar. Agio maakt ze onder het oude langlopende merk “Gouden Oogst”.

Bronnen:
- Delpher div. krantenartikelen
- voorwerpen uit collectie van de schrijver
- kist Museum Kemperland
- Artikel Eindhovens Dagblad 05-04-2018









maandag 5 augustus 2019

TABAKSFABRIEKEN IN HEERENVEEN

In het verleden heeft Heerenveen enkele tabak verwerkende industrieën gekend. De bekendste is die van S.H.Taconis, opgericht in 1818. Hij was ook de grootste en had het meeste personeel in dienst. De kleinere fabriekjes hadden een kerverij aan huis. Na 1949 verdween de tabaksindustrie uit Heerenveen.

De fabriek van S.H.Taconis

In 1817 kocht Hendrik Taconis op de hoek van de Munniksteeg en Dracht een pand uit 1741 met een mooie klokgevel. Hij kocht dit voor zijn zoon Siemon, die er een tabakskerverij wilde starten. Op 18 mei 1818 werd de fabriek officieel ingeschreven en kreeg de naam “Het gekroonde tabaksvat”. De kerverij produceerde in aanvang rook- en snuiftabak.



Enkele jaren later veranderde hij zijn fabrieksnaam in “De Rookende Moor“. Aan de Dracht-zijde was de winkel gesitueerd met de bovenwoning. Zie links op de foto de winkel met klokgevel van Taconis: https://werkgroepoudheerenveen.nl/?view=article&id=60:dracht-1904&catid=8 
Achter bij de Molenwijk werd de fabriek met machines in de bestaande bebouwing gerealiseerd met een hoge schoorsteen als afvoer. De fabriek draaide naar behoren, ook in tijden dat de tabak duurder werd. Zo werd de tabak in 1839 met 5 cent per pond verhoogd. In 1874 werd uitbreiding van het personeel gevraagd. Er werden 2 a 3 tabakskerversknechten gevraagd.

In 1882 kwam zijn zoon Johannes Hendrik Taconis ( geb. 1863 ) in het bedrijf werken. Hij was een harde werker, reisde veel in de regio om klanten te verwerven. In de periode dat de fiets nog niet was uitgevonden reisde hij per diligence en verder te voet naar de omliggende dorpen. Hij werd al snel de belangrijkste persoon en leidde de fabriek die zijn naam veranderde in S.H.Taconis & Zn. Tijdens zijn werkzame periode bekleedde hij diverse functies in het Heerenveense maatschappelijk leven.

In 1908 werden nieuwe stoommachines in de fabriek geïnstalleerd. De motoren waren krachtiger en dat was in de steeg te merken. Deze zat vol waterdamp met zwevende tabaksdeeltjes als er stoom werd afgeblazen. Aan de gevel van de winkel hing een metalen uithangbord met een geschilderde afbeelding van een Moor in een rokje en veren op het hoofd.  Aan weerskanten van het bord hingen twee rollen tabak.

In 1915 kregen de tabaksfabrieken te maken met een prijsverhoging van de ruwe tabak en de vrachtkosten. De prijs van een pond tabak werd weer met 5 cent verhoogd. Drie jaar later vierde de fabriek haar 100-jarig bestaan. Kerver A. Wapstra deelde mee in de vreugde, hij vierde gelijk zijn 50-jarig jubileum als werknemer bij de fabriek. In 1920 gingen de verkopen achteruit en moesten een aantal werknemers worden ontslagen. Een trend die zich in de gehele branche voordeed. Men vulde het verlies aan door sigaren in de winkel te verkopen o.a. van de Vereenigde Rotterdamse sigarenfabriek.


In 1930 draagt de fabriek inmiddels de naam “N.V. Tabak- en Sigarenfabriek De rookende Moor”, tevens groothandel in sigaren en sigaretten. In 1934 staat een advertentie in de krant met het volgende gedicht:
  

Een bijzonder tabaksblik zit in de collectie van het museum in Deventer. http://www.collectiedeventermusea.nl/Details/collect/404833 

Taconis gebruikte diverse reclame-uitingen om zijn bekendheid te vergroten. Naast de advertenties in de krant verschijnen er lucifersdoosjes, sluitzegels en liet hij bij een pijpenfabrikant uit Gouda een kleipijp met firmanaam vervaardigen.

van links naar rechts: sluitzegels - reclamepijp - lucifersmerk

TABAKSMERKEN Taconis: o.a. Beste fijne gele krul, Beste blanke Baaij, Beste lichte pruim, Munt baai, Friesche Heerenbaai, Heerebaai Krultabak, American shag.
In 1938 werd de fabriek door de inmiddels 75-jarige Johannes Hendrik opgeheven en in 1939 overgenomen door Douwe Egberts. De mooie klokgevel van de winkel wordt afgebroken. In 1949 overlijdt J.H.Taconis. In 1957 is er nog een televisie-uitzending gewijd aan “De rookende Moor”.

= Overige Tabaksfabrieken in Heerenveen =


Op 14 maart 1939 is de N.V. Tabaksfabriek “De Oude Rooker” ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Directeuren zijn: G.J.Hofman Jr, J.P.H.van Rooij en W.F.Meuleman.
Het verhaal gaat dat na beëindiging van de fabriek van S.H.Taconis een doorstart werd gemaakt met een nieuwe naam. Dat zou “De oude Rooker” kunnen zijn. Douwe Egberts heeft Taconis wel overgenomen, maar zou geen interesse hebben in de oude tabaksmachines van Taconis.
Op 10 mei 1940 treedt G.J.Hofman Jr uit als directeur en wordt opgevolgd door E.H.F.Pas.
Op 24 juli 1940 wordt A.IJ. de Boer aangesteld als fabriekschef.
De kleine fabriek produceerde diverse rooktabakken met o.a. de merken Goud Burcht, Zilver Burcht en Rood Burcht, en o.a sigaretten van het merk Macito.



De fabriek heeft tot 1949 geproduceerd, waarmee de laatste tabaksfabriek uit Heerenveen verdween.


Op 19 april 1874 werd de fabriek de “Nieuwe rookende Moor opgestart door De Vries & Haven. J.P de Vries was de directeur/eigenaar. Er zijn geen relevante gegevens over deze fabriek bekend. Advertenties voor knechten worden tussen 1880 en 1882 geplaatst. Opmerkelijk is dat deze fabriek met zijn naam naast “De rookende Moor” van Taconis opereerde. En dat in dezelfde gemeente. Men mag aannemen dat deze fabriek ongeveer 10 jaar heeft bestaan.

Tabaksfabriek “De Amerikaan”
P.W.Taconis bezat een kleine tabakskerverij in Heerenveen.
Op 2 januari 1882 deed hij zijn tabakskerverij en handel in sigaren over aan K.T.Dijkstra in Heerenveen.

Vermeldingen:
 1856 – S.A.Taconis Wzn biedt zijn tabaksfabriek met pakhuis en kruidenierswinkel te koop aan. Het onroerend goed is gesitueerd aan en nabij de Dracht.
1858 – A.de Vrieze bestiert de Tabaksfabriek “De Nederlandsche Leeuw”. In 1867 wordt de tabakskerverij als het koopmanshuis en pakhuis te koop aangeboden. De kerverij stond aan de Lindengracht te Heerenveen.
1861 – Tjebbe Hessels de Jong, zoon van wijlen Hessel Douwes de Jong wordt handlichting verleend tot het uitoefenen van een Tabaksfabriek en drijven van nering en handel.

Bronnen:
-          Krantenarchief Delpher
-          Artikel: Een rookende Moor in Heerenveen door Louis Westhof z.j.
-          Oud Heerenveen – artikel Wibbo Westerdijk (2012)
-          Afbeelding kleipijp –kleipijp.nl
-          Overige afbeeldingen uit privé collecties en marktplaats

maandag 22 juli 2019

CONSI - de eenheidssigaret

Het idee van eenheidsartikelen doemt op in tijden van schaarste wanneer ons land direct of indirect bij oorlogshandelingen is betrokken. In 1918, ondanks de neutraliteit van ons land hadden we te maken met tabakschaarste. De regering stelde voor een eenheidssigaar voor het volk te introduceren. Kenmerken zijn dat de hele sigarenindustrie meedeed, de sigaren onder één merk in de handel kwamen met een vastgestelde prijs. Na een jaar gesteggel is die volkssigaar er toch niet gekomen. 
In de 2e wereldoorlog  leidde de tabakschaarste opnieuw tot eenheidsproducten. De eenheidssigaret en eenheidstabak kwamen nu wel op de markt.

- 1943 -
In de 2e Wereldoorlog had men te kampen met een groot gebrek aan grondstoffen. Niet alleen tabak, maar ook verpakkingsmateriaal en drukinkten waren ontoereikend. De sigaretten- en kerftabakindustrie gingen vanaf 1 mei 1943 hun producten in neutrale kartonnen doosjes en slappe verpakkingen uitgeven. Ook werd het aantal prijsklassen van de pakjes sigaretten beperkt. Deze ontwikkeling leidde tot de eenheidssigaret, waarbij aanwezige restpartijen tabak in de sigarettenfabrieken verwerkt werden.

Eerst werd een naam gezocht voor de eenheidssigaret. De krant vroeg de lezer om mee te denken en zo verschenen allerlei namen in de krant. Zoals Neerlandia, Korte turf, Vrede, Kort van duur, Hollands Glorie, Hopta en nog een tiental andere. Op 17 mei 1943 was men er uit. De sigaret kreeg de naam CONSI, een samentrekking van  Concentratie Nederlandse SigarettenIndustrie. De Consi-sigaret verscheen op 1 juni 1943 op de markt en werd tot 21 augustus 1945 verkocht.
De sigaret bestond in eerste instantie uit 100% vooroorlogse tabak uit restvoorraden. De melange was minder dan voor de oorlog. Naar mate de aanwezige tabaksvoorraad slonk werd een deel inlandse tabak (hooguit 15%) toegevoegd. Sommigen waren tevreden met de smaak, anderen gruwden ervan.

Afbeeldingen uit De Gil – 6 en 20 juni 1944
Er kwamen pakjes op de markt van 52 ½ ct, 90 ct en f 1,20 in respectievelijk de kleuren groen, geel en rood. De verwerkte tabak had 3 kwaliteiten, groen was de minste kwaliteit en rood de hoogste. In de consumentenprijs waren de opcenten verwerkt.


De opdruk op de sigaret zelf was doorgaans in blauw gedrukt. Eén fabrikant gebruikte de kleur van het pakje waarin de sigaret zat: geel, rood en groen. Na klachten kwamen de fabrikanten overeen dat alle sigaretten voortaan een blauwe opdruk kregen.

Zwarte markt
In cafés werd vaak een hogere prijs voor Consi gevraagd dan op de banderol vermeld. Een caféhouder uit Apeldoorn en de klant kregen beiden een boete omdat een pakje van 52 ½ ct voor f 7,50 werd verkocht. In Eindhoven werden 6 mensen beboet en 41 pakjes in beslaggenomen. Ze hadden zich schuldig gemaakt aan zwarte handel. Sigaretten afkomstig van diefstal of roofovervallen werden onder de prijs doorverkocht en belandden op de zwarte markt. Dergelijke praktijken waren aan de orde van de dag, men kreeg maar geen greep op de zwarte handel. In april bracht Consi f 8,- op,  Amerikaanse en Engelse sigaretten f 12,50 tot f 40,- per pakje. In de maanden daarna zou de prijs op de zwarte markt verder stijgen. Op 30 augustus f 10,-  op 11 november f 17,- in januari 1945 f 20,- en in april/ mei 60 tot 70 gulden. Ook neppakjes Consi werden aangeboden. In de pakjes zaten bijvoorbeeld sigaretten van het merk blazertjes (een surrogaat sigaret van 25 ct per pakje). De politie hield een vrouw aan die 31 pakjes nep-Consi voor f 150,- had verkocht.
Er werd in het land regelmatig met Consi geknoeid door fabrikanten, groothandelaren, vervoerders en winkeliers. Er waren winkeliers die de sigaretten zwart verkochten, zodat de burgers langer op levering van hun rantsoen moesten wachten omdat er z.g.n. te weinig geleverd was.

Tot nu toe konden Amateurtelers hun rooktabak van de fabriek gekerfd en gefermenteerd retour krijgen in rode of blauwe gebanderolleerde pakken. Vanaf de oogst 1944 konden de amateurtelers hun tabak ook laten verwerken tot pakjes “Amateursigaretten” om het gebrek aan sigaretten te ondervangen.

- 1944 -
De toestand in 1944 werd steeds nijpender. Nederlanders boven de 18 jaar moesten in juli van hun 14-daags rantsoen 1 pakje Consi vooraf reserveren, anders kwam de levering ervan in gevaar. 

Op 15 augustus werd de tabaksaccijns ( opcenten) verhoogd tot 100 procent. Een pakje Consi van f 1,20 gaat naar f 1,60 – van f 0.90 naar f 1,20 en van 52 ½ ct naar 70 cent. De gewone man had reden tot klagen, hij rookte naast de goedkope amateurtabak zijn Consi via de bon. De gekregen kwaliteit was wisselend. De prijs van f 1.20 en f 1,60 voor 20 sigaretten vond hij nog te duur. Op een doosje van f 1,60 wordt immers f 1,27 belasting geheven. Rijkere mensen hadden daar geen last van, zij kochten liever Engelse sigaretten van 10 stuks voor f 1,50.


links de oude prijs van 52 1/2 ct   -  rechts de nieuwe prijs 70 ct
Al sinds 1941 eiste de bezetter tabaksproducten voor hun krijgsmacht hetgeen een aanslag was op de fabrieksvoorraden. Deze leveringen waren belastingvrij en voorzien van een etiket met de tekst  “ Hergestellt für die Deutsche Wehrmacht ”. Dit is geen banderol, er staan ook geen prijzen op.



Op 12 september 1944 trokken de Amerikanen Zuid-Limburg binnen en werden de eerste Nederlandse gemeenten bevrijd. Daardoor ontstond een nieuwe situatie. In het zuiden van het land kwam de tabaksvoorziening langzaam weer op gang. De rantsoenen werden verdubbeld en men kon Engelse Virginia sigaretten kopen. Bij de Engelse soldaten waren Consi's gewild vanwege de milde smaak. Zij ruilden hun Engelse sigaretten bij de plaatselijke bevolking om voor Consi. Zo ontstond de leuze: Spaar Consi's voor Players.

Boven de grote rivieren, nog steeds bezet gebied, verslechterde de situatie. Men moest maar afwachten of de tabaksbonnen nog ingewisseld konden worden.


- 1945 -
In maart 1945 klaagde de directeur van het Rijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten over het feit dat grote leveringen aan de Deutsche Wehrmacht moesten worden gedaan. Dit kon zo niet doorgaan  om te zorgen dat er tabak voor de eigen bevolking overbleef. Het probleem loste zich in mei vanzelf op door de bevrijding van heel Nederland.
Na de bevrijding kocht de regering een partij tabak uit Rhodesië om de fabrieken weer werk te verschaffen. In juni 1945 ving de productie aan en werd in juli onder de naam "Rhodesia” gedistribueerd. Zie ook: http://tabakvaria.blogspot.com/search/label/Rhodesia  
Winkeliers konden hun overgebleven pakjes Consi tot 21 augustus inruilen voor de nieuwe eenheidssigaret. Daarna verdween Consi van het toneel.

Fabrikanten van Consi waren o.a. Laurens, British American Tobacco Company en de fabrikanten met de nummers 7604 en 7662.
Naast de gebruikelijke Consi verpakkingen is nog een vreemde eend in de bijt. Die mist de grijze cirkelvormige opdruk in het midden en de zwarte schaduwranden om de woorden Consi en sigaretten. De letters in het woord Consi zijn niet ingekleurd.


In het Museum Rotterdam 1940-1945 treft men nog een afwijkend pakje aan. Jammer dat de bijgevoegde tekst niet juist is. Consi bestaat niet uitsluitend uit inlandse tabak en is ook geen surrogaat. Het sluitzegel en de banderol ontbreken. Hebben we hier te maken met een “nep” pakje Consi? Zie:  https://beeldbank.40-45nu.nl/index.cfm/search/detail?id=a9b486dc901511e383cd00163e3251a4&browseaction=search.results&currentrow=1

Consi was een sigaret die door zijn kwaliteit bij de rokers gewenst of verketterd werd. De laatsten verzonnen spotnamen op het merk. Zo hoorde men de uitdrukking Cigaretten Onder Nationaal-Socialistische Invloed en Churchill Overwint Na Sardinië Italië.

 Bronnen:
-          Alg.Rijksarchief toegangsnr.2.06.076.02
-          Krantenarchief Delpher
-          Afbeeldingen uit privé collecties
-          Link naar Museum Rotterdam 1940 - 45