vrijdag 9 augustus 2013

BANDEROLLEN VOOR DE LOSSE SIGAAR

Banderollen voor de losse sigaar

De banderol is een papieren strookje, waar in de consumentenprijs de tabaksaccijns is verwerkt. Bij de invoering van het banderollensysteem in 1922 werd dit verplicht gesteld voor alle tabaksproducten. Er waren banderollen voor tabak, pruimtabak, sigaren, sigaretten en snuif. Op de banderol stonden prijs, gewicht of aantal en fabrikantennummer of naam vermeld. Voor de losse sigaar werd alleen de prijs en fabrikantennummer of naam vermeld.

Deel van een onversneden vel banderollen
Banderollen werden gedrukt bij Drukkerij Joh.Enschede in Haarlem. Ze werden op vellen gedrukt. De fabrikant liet de achterkant bedrukken met naam of fabrikantennummer.
Daarna werden ze versneden tot groottes van 1 banderolle.
Kleine sigarenmakers bespaarden op deze drukkosten en stempelden hun naam of fabrikantennummer. Soms werd de schaar gehanteerd om ze uit het vel te knippen.
Dat werd toegestaan.
Op de achterzijde staat de naam van de fabriek, of het fabrikantennummer.
Bij de oudere banderollen zien we het gebruik van een stansmachine, die de banderolle van een lip voorziet, een kartelrand of ruimte overlaat voor een firmanaam.
                         
De banderol moest uit een stuk bestaan. Aaneen geplakte stukken gebruiken was strafbaar, anders zou de banderol opnieuw gebruikt kunnen worden om belasting te ontduiken. Het vervalsen van banderollen werd streng gestraft.  
De banier 09-10-1935
Er zijn ook banderollen van hetzelfde type waarbij een ander type cijfer werd gebruikt. De reden hiervan is mij onbekend. 





vergelijk de aangegeven cijfers in beide banderollen


Voor de douane werden indien de banderol na accijnsverhoging veranderde z.g.n. modelzegelkaarten gemaakt, zodat men kon controleren of de banderol geldig was.
In het onderstaand overzicht zijn de mij tot nog toe bekende gegevens vermeld.

                            
                                   OVERZICHT BANDEROLLEN    Deze lijst is toe aan een update  
                           
             


  

OPMERKING: jaartallen na 1967 zijn indicatief, wordt verder onderzocht.



Bronnen: - Lijst: Hr Enschede.
                - Modelzegelkaarten div.jaren
                - kranten.kb.nl

woensdag 7 augustus 2013

KAUWSTANGEN

Kauwstangen 


Kauwstangen behoren tot de surrogaat tabaksproducten. De kauwstang heeft de vorm van een sigaar maar wordt gebruikt als pruimtabak om er op te kauwen. Ze werden veelvuldig geproduceerd tussen 1942 en 1946.

De tabakschaarste tijdens de tweede wereldoorlog noopten de fabrikanten nieuwe producten te maken. Een ervan was de kauwstang, gemaakt van hop. Het hopmeel werd machinaal uit de hop verwijderd. Met zorg werd de hop gestript, gesausd, gebroeid, gelucht en gedroogd.

Kauwstangen werden anders gesausd dan surrogaatsigaren of rookstangen. Dat komt omdat kauwstangen niet gerookt werden. De samenstelling van de sausing was zodanig dat achtergebleven hopmeelresten als het ware er uitgeloogd werden. Als dekblad werd een donkerbruin papierachtig materiaal gebruikt.

Kauwstangen werden niet alleen machinaal vervaardigd. Nu de productie van sigaren geminiseerd was tot 9 tot 15% van de normale productie gingen ook sigarenmakers kauwstangen fabriceren om hun vaardigheid te behouden. Voor deze groep, meestal minder valide sigarenmakers is de fabricage van kauwstangen een uitkomst. Bij honderdduizenden werden ze verkocht, zodat ze er een goed weekloon aan overhielden.

In het begin waren de rook- en kauwstangen van slechte kwaliteit, maar naar gelang men er proeven mee uithaalde werden vorderingen gemaakt. De rookstangen walmden niet, prikkelden de keel niet en verspreidden een bescheiden geur. Ook de kauwstangen werden steeds smakelijker.
Natuurlijk kon men deze producten niet vergelijken met de originele tabak, maar ze werden zonder een gevoel van afkeer gerookt en gepruimd.
Soms werd een kauwstang aangestoken, hetgeen een ondragelijke stank veroorzaakte. Maar een stukje afbreken om er op te pruimen was goed te doen. Kauwstangen werden ook wel Java-stok of Sumatra-stok genoemd.
Ook kauwstangen vallen net als alle andere surrogaat tabaksproducten onder de tabaks- en tabaksproducten beschikking van 1940. Het Rijksbureau voor tabak- en tabaksproducten (R.B.T.T.) hield controle over de producten die in de handel werden gebracht, met het oog op de veiligheid. Zonder toestemming van het R.B.T.T. was het vervaardigen en verhandelen van deze producten verboden. De detailhandel viel buiten deze regeling.
Kauwstangen werden gewoonlijk los verkocht en kostten 8 of 10 cent per stuk.
Bekende merken zijn Tapri en Kapee. Ook kwamen er kauwtabletten die onder dezelfde regeling van surrogaatproducten vielen.
In het dieptepunt van de tabakproductie (winter 1944) waren er in hoofdzaak surrogaten op de markt. Inmiddels hadden veel rokers al hun toevlucht gezocht in het zelf telen van tabak, hetgeen voor eigen gebruik werd toegestaan. Om de tabak rookbaar te maken werden ze ingezameld naar kwaliteit en bij de daarvoor aangewezen fermenteerinrichtingen verwerkt.
Met geringe kosten werden ze verpakt aan de inzender teruggestuurd. 

Bronnen:
-          Mededelingen van de vakgroep detailhandel in tabak en tabaksfabrikaten 1943 e.v.
-          Tabak en tabaksproducten beschikking 1940
-          Facturen van diverse sigarenwinkeliers periode 1942-1946
-          Afbeeldingen uit privé collecties.

SURROGATEN VOOR TABAK


Gedurende de tweede wereldoorlog was er in Nederland gebrek aan allerlei grondstoffen. Vindingrijk geworden in de eerste wereldoorlog werden o.a. vervangers ontwikkeld voor koffie, thee en tabak. Onder de naam surrogaten kwamen ze in de handel.


Voor de tabaksproducten werden als grondstof gedroogde bladeren gebruikt, waarbij de ene soort beter geschikt was dan de andere om een enigszins rookbaar product te verkrijgen. Tijdens de tabaksschaarste, die in 1942 aanving met de invoering van het distributiesysteem, hadden steeds meer fabrieken in de tabaksbranche te maken met teruglopende productie en de meesten kwamen daardoor stil te liggen. Een klein aantal schakelde over op het produceren van surrogaten.Vanaf 8 april 1943 (Staatsblad) kon men niet vrij produceren maar had men van het Rijks Bureau voor Tabak en Tabaksproducten (R.B.T.T.) een vergunning nodig. Wie surrogaten wilde maken kon zich bij dit bureau melden. De aanvrager moest vervolgens kenbaar maken welke bladsoorten hij wilde gebruiken. Over de samenstelling (melange) werd de geheimhouding gewaarborgd. Vervolgens werd een monster van het te produceren surrogaat naar het Rijksinstituut van volksgezondheid in Utrecht gestuurd, om op giftige stoffen te worden onderzocht. De monsters die door het instituut goedgekeurd werden konden in productie gaan. Deze fabrieken kregen van het R.B.T.T. een vergunning en zij werden via publicaties en de media officieel bekend gemaakt. Zonder vergunning produceren leidde tot hoge boetes of sluiting. In 1943 hadden 3 sigarettenfabrieken, 7 kerftabaksfabrieken en 26 sigarenfabrieken een vergunning.

De grondstof voor surrogaten

In de periode 1943 tot 1945 werden  de meeste surrogaten gefabriceerd. Er ontstond een drukke handel in bladsoorten door handelaren in tabak, drogerijen, en handelsondernemingen waaronder agenturen en commissiehandelaren.  Een grote variatie gedroogde bladsoorten (gesneden of ongesneden) werd aangeboden. In facturen uit 1943 komen we tegen: appelblad, bosbessenblad, bramenblad, elzenblad, essenblad, esdoornblad, eikenblad, aardbeienblad, frambozenblad, brandnetelblad, ongezwavelde hop, prunusblad, kersenblad, perenblad, notenblad, bietenblad, blauwmaanzaad, tuinbonenblad,pronkbonenblad, meidoornblad, erwtenblad en verschillende melanges.


Door middel van monsters werden de bladeren door de tussenhandel aan de fabrieken aangeboden. Bij geschiktheid werden partijen van wel duizenden kilo’s aangeschaft met een prijs variërend tussen 65 cent en fl.2,-  De meest geschikte bladsoorten kosten ongeveer fl.1.50. Het R.B.T.T. bepaalde de maximum prijs per bladsoort. De bladeren werden in balen van 50 kilo of in papieren zakken van 15-20 kilo geleverd. Deze zakken moest men retourneren, anders werd f 0.50 per zak in rekening gebracht. Niet elk blad was geschikt voor elk surrogaat. Voor sigaretten koos men het fijne blad, voor kerftabak wat steviger blad en voor het binnenwerk van sigaren een melange. Als dekblad kon b.v. bietenblad gebruikt worden en als er geen geschikt dekblad voorhanden was werd kunstdekblad gebruikt waarin papier verwerkt zat. In december 1943 beperkte het gebruik van kunstdekblad zich tot de senoritassigaar in de prijsklasse tot 8 cent.

Sommige bedrijven boden bladmateriaal aan dat vooraf gesneden of gearomatiseerd was. De inkoopprijs was dan hoger. De aanvoer van de bladeren was niet altijd constant. De problemen lagen bij het vervoer, de beschikbare voorraad of bij de importeur. Zo kwam de ongezwavelde hop meestal uit het buitenland (Duitsland, Tsjecho-Slowakije) echter men moest maar afwachten wanneer het afgestuurd werd.

Surrogaatproducten


De fabrieken die surrogaatproducten produceerden moesten zich houden aan de Tabak en Tabaksproductenbeschikking van 1940, waarbij in deze wet weinig onderscheid te bespeuren valt tussen echte onbewerkte tabak en surrogaten. Surrogaattabak viel eveneens onder de distributiewet.
Ook waren er regels voor de verpakking van surrogaten.Op de verpakking moest de naam van de fabrikant of zijn merk vermeld worden. Verder het R.B.T.T.nummer, de consumentenprijs, de inhoud, aantal of gewicht van het artikel en het opschrift: SURROGAAT” en “ BEVAT GEEN TABAK”. De producten die men produceerde zijn: surrogaat sigaret, surrogaat rooktabak, surrogaat pruimtabak, surrogaat senoritas, surrogaat sigaar, en surrogaat snuiftabak

Merken tabaksurrogaat

Door de strikte verpakkingsregels deponeerden fabrieken nieuwe merken voor hun surrogaatproducten. Het lezen van oude facturen van sigarenzaken en het kijken in privécollecties leverde de volgende merken op:

Sigarettenmerken: Subliem, Remplacant, Saffiaantjes, Blazertjes, Bijsi, Succes.
Alle verpakkingen bevatten 20 sigaretten en kosten 25 ct per pakje.


Rooktabak: Faverta cigaretten en rooktabak, Edelkruid, Lieftincks Perfect, Lieftincks Reukbaai, Welle's  AHA, 't Schippertje.
Prijzen en gewicht zijn verschillend, van 30 tot 65 cent.


Pruimtabak: Faverta Pruim, Pruim 1943, Lieftincks Novum, Surbat, Philips 1943, Paraat. Per 50 gram kostte een pakje 25 tot 30 cent.

Sigaren: Susy, Merie, Reco, Bellona, Barok stokjes, Barok stijltjes, Jabela Karel I, Marcellus, Pieter Both, Ersiga, Erseno, Tojo, Veno, Pasja, Markla.
Sigaren werden meestal verpakt in doosjes van 10 stuks. De gemiddelde prijs was 50 cent.





In artikel 3 van het “ Prijsvoorschrift 1943 Surrogaten voor tabaksproducten”  wordt de maximale verbruikersprijs vastgesteld. Voor sigaren is dat 8 cent per stuk, voor senoritas 4 cent, surrogaatsigaretten 1 ¼  ct per stuk, en voor rook- pruim- snuif- en shagtabak 32 ½ cent per 50 gram.

Schiedamse Courant 17-08-1943

In de winter van 1944 was tabak nauwelijks te krijgen en was men steeds meer aangewezen op surrogaatproducten. Daarnaast werd voor eigen gebruik gedurende de oorlog amateurtabak verbouwd. Zodra echter ons land bevrijd werd was het met de surrogaten gedaan. Een van de laatste inkopen stond op een rekening uit 1946. Oorzaak dat men de surrogaten vermeed was de invoer van tabak die langzaam op gang kwam, hoewel de eerste partij, afkomstig uit Zuid-Amerika van zeer slechte kwaliteit was. De fabrieken stopten met de productie van surrogaten en schakelden snel over op het verwerken van de ingevoerde echte tabak. Hoewel de surrogaatproducten de roker tot dienst zijn geweest waren ze nooit populair. Daarvoor stond de smaak te ver weg van de echte tabak. Een pluspunt  was dat de mogelijkheid werd geboden dat een aantal fabrieken door konden gaan met produceren, en een deel van de bevolking er zijn brood mee kon verdienen.

Bronnen:

-        Mededelingen van de vakgroep detailhandel in tabak en tabaksfabrikaten 1943 e.v
-          Tabak en tabaksproducten beschikking 1940
-          Facturen van diverse sigarenwinkeliers periode 1942-1946
-          Afbeeldingen uit privé collecties o.a. F.Tijmstra, C.Molendijk.
-          kranten.kb.nl


maandag 5 augustus 2013

CENTO TOBACCO COMPANY NV

Cento Tobacco Company



Turmac opgericht in 1920 genoot grote bekendheid als sigarettenfabrikant. In 1949 werd onder de naam Cento een verkoopmaatschappij van Turmac opgericht voor de verkoop van shagtabak. Op 19 mei 1951 werd octrooi aangevraagd voor de nieuwe merken Virginia Club en Flight. Virginia Club werd aangevraagd door United Cigarettes Factories N.V.,  het merk Flight door de Turmac Tobacco Company N.V.  Beide  ondernemingen zijn in wezen Turmac en gevestigd op het Frederiksplein 52 te  Amsterdam waar ook de Cento Tobacco Company N.V. was ondergebracht. In de boeken behoorde het adres Bloemgracht 135  ook toe aan Cento.



In de beginjaren is er in de kranten veel reclame gemaakt met “Shagmans” (een pratend tabaksblad), die contacten met de shagrokers probeerde te leggen. Op 19 november 1951 werd door Cento een octrooi aangevraagd voor het beeldmerk Shagmans met de tekst "aangenaam".


Reclame foldertje voor de klant

De prijs van de pakjes tabak was eerst 75 cent, daarna 85 cent. In de tabaksalmanak uit 1955 stonden vier merken van Cento vermeld: Flight, Solo shag, Virginia club en Vaandrig. De tabak werd verpakt in aluminium papier (tegen vocht van buiten af).
De shagverkoop was geen succes. Tussen 1957 en 1960 zijn de merken van de markt gehaald en daarmee eindigde het "shagavontuur" van Turmac.



Aan de achterzijde van de label van het pakje Vaandrig staan vlaggen van allerlei landen afgebeeld, bedoeld om te verzamelen door ze uit te knippen en in een speciaal daarvoor uitgegeven album te plakken. Er zaten 113 vlaggen in.



Achterzijden pakjes Vaandrig


Album: VLAGGEN VAN ALLE LANDEN






Bronnen. - Turmac Historisch Archief  - Correspondentie Hr.Wienk,Zevenaar
                   - Adv.Utrechts Nieuwsblad 25-09-1951
                   - Afb.Album- Ed van Hees
                   - Afb. en voorwerpen uit eigen collectie

dinsdag 30 juli 2013

DE SIGARENDOKTER


Nee, deze dokter zit niet in uw zorgverzekering, hoewel soms mensen denken dat ze de sigaar zijn.
Sigaren en sigaretten zijn kwetsbare tabaksproducten om mee te nemen. Vandaar dat er vroeger veelvuldig gebruik gemaakt werd van sigaren- en sigarettenkokers om ze onderweg te beschermen. Een bijzondere sigarenkoker is de sigarendover, die ruimte biedt aan 1 sigaar, meestal uit blik vervaardigd en voorzien van een zilver- of koperlaagje.

Als de sigaar nog niet geheel opgerookt was kon je die in de koker leggen, zodat hij vanzelf uitging. Dat gebeurde b.v. tijdens het kerkbezoek. Na de dienst kon je gewoon verder gaan met roken aan je "Zondagse sigaar".
Sigarendover 1920
Met een sigaar moet je voorzichtig te werk gaan. Als het dekblad door een scheurtje beschadigd raakt ontstaat een lek en wordt valse lucht aangezogen, zodat de trek uit de sigaar is. Sommige sigarenrokers trachten het lek te dichten door er met speeksel aan te likken.  Een onsmakelijke handeling voor de omstanders. Anderen proberen de sigaar te redden door er een sigarettenvloeitje om heen te plakken. Het helpt enigszins, maar is geen gezicht, een sigaar onwaardig.

 
reparatieboekje rond 1900

 Vloeitjesfabrikanten haakten in op dit euvel. Al in 1900 werden sigarendokters gefabriceerd. In de jaren vijftig van de vorige eeuw kon men bij de speciaalzaak de “Sigarendokter” van Efka kopen. Bruine vloeistripjes die op het lek geplakt konden worden als eerste hulp bij ongelukken. De fabrikant bracht een dun boekje uit van 6.5 bij 5.5 cm met daarin 4 velletjes bruin dun papier, voorzien van een gomlaag en door kleine perforatiegaatjes in kleine stukken verdeeld.

 1950-1960



Als de sigarenroker een lek constateerde ritste hij een stukje van het vel om het lek te repareren. Door de onzichtbare reparatie viel het de anderen niet op. De sigaar behield zijn status en dat was toch knap uitgedokterd van die firma!

Het product werd met Duitse tekst ook naar Duitsland geëxporteerd.

Al spoedig volgden anderen met het op de markt brengen van “sigarendokters”.

1960-1970

links: met opgeplakt zegel uit 1913  - rechts uit de 30-er jaren

opdruk: verschillende sigarenwinkels - 30-er jaren

Tegenwoordig is het artikel niet meer te krijgen. De van oorsprong “dure” sigaar is nu een betaalbaar rookproduct geworden.

Bronnen:
- mondelinge informatie
- bijluiter gebruiksaanwijzing
- afbeeldingen eigen collectie, marktplaats en Cees Molendijk


SIGARENPUNTJES voor de Prins Hendrik Stichting

Vroeger werden sigaren gemaakt met een dichtgerold mondstuk. Met behulp van een sigarenknipper werd een puntje van de sigaar afgeknipt. Dat stukje tabak noemen we een sigarenpuntje. Vaak werd een sigaar al in de winkel opgestoken en werd met de  knipper die op de toonbank  stond het einde afgesneden. Deze puntjes werden in de bak eronder opgevangen.

Toonbank Sigarenknipper 1900
met gasaansluiting voor een vlam 

 In 1869 kwam een Haagse jongen op het idee om de sigarenpuntjes van de sigarenwinkeliers op te kopen. In een jaar tijd had hij voor 159 gulden puntjes opgekocht en ze voor 200 gulden doorverkocht aan een Belg die de tabak als grondstof verder verwerkte.
In Moskou werden in die tijd puntjes van over de hele wereld ingekocht en vermalen tot snuiftabak.

In 1875 werden Zweedse lucifersdoosjes voorzien van een klein scherp werktuig, waarmee men het puntje kon afknippen. Het puntje viel in een speciaal gedeelte van het doosje, zodat de puntjes verzameld konden worden.
In Berlijn waren omstreeks 1875 zelfs kleine bakjes aan verschillende woningen bevestigd, om de verzamelde puntjes in te deponeren. De bakjes werden op gezette tijden geleegd en van het tabaksafval werd snuif gemaakt, waarvan de opbrengst ten goede kwam aan de Duitse Weduwen en wezen.

De Vereniging “Waarde der kleinigheden” (1885) zamelde naast oude kranten en boeken ook sigarenpuntjes in voor het goede doel. De opbrengst was bestemd voor een Maatschappij die zich het lot van de wezen aantrok. Zij zorgden ervoor dat behoeftige wezen opgenomen konden worden in een weeshuis.

 Mop: Meneer A: Voor wie bewaart u de sigarenpuntjes?
          Meneer B: Voor de weeskinderen
          Meneer A: Wat, roken die bengels nu al?

In 1896 verzamelde de heer W.H. van Zanten Jr, steenfabrikant uit Leiderdorp, sigarenpuntjes voor een vriend uit Duitsland. Toen de vriend Duitsland verliet hield van Zanten met het verzenden op en ging zelf experimenteren om van de puntjes iets bruikbaars te maken. Dat lukte hem wonderwel.
Hij weekte de sigarenafval in kokend water, waardoor de tabak van kleefstof en andere stoffen werd ontdaan. De tabak werd ontrold, geperst, los geplozen en daarna gedroogd. Doordat door deze bewerking de nicotine grotendeels verdwenen was verkreeg hij geurige rooktabak. Er werd door hem een inzamelingsactie opgezet bij sigarenwinkeliers, café-houders, vrienden en belangstellenden. Het doel was om behoeftige oude zeelieden van de Prins Hendrik Stichting in Egmond aan Zee van gratis tabak te voorzien.
sigarenblik omstreeks 1900

De verpakking van 100 gram werd gemaakt van oude couranten en voorzien van passende spreuken zoals “rook smakelijk vriend” of op de bodem “aan alles komt een eind”.
Het enthousiasme onder de bevolking was groot. Velen reikten hem de helpende hand. Zelfs waren er vervoerders die de tabak gratis vervoerden.
In korte tijd was de opbrengst groter dan de behoefte van de 195 verpleegde oude zeelieden van de P.H.Stichting.

In 1901 werd aan 61 gestichten, de P.H.Stichting niet meegerekend, totaal 10200 ons tabak verstrekt, genoeg voor 1020 verpleegden.


Om puntjes van het publiek te krijgen vervaardigde van Zanten een speciale zak-guillotine waarin de afgesneden puntjes in bewaard werden. Op de voorzijde stond de tekst: Bewaar de puntjes voor de Prins Hendrik Stichting te Egmond aan Zee. Deze guillotines konden bij de sigarenwinkelier gekocht worden. In de bijgevoegde tekst stond o.a.
 
Door het aanschaffen van een guillotine bewijst gij in te stemmen met de beweging om door het verzamelen van sigarenpuntjes, gebroken sigaren en tabak in elken vorm ( behalve rookeinden en steelen) gratis tabak te verschaffen aan ouden van dagen, die geen koopkracht hebben.”

De oude van dagen waren uitzonderlijk blij met de gratis tabaksvoorziening. “Het is beste tabak meneer, nu kan ik een pijpje velen”. En dikwijls volgde een hartelijk “Hip,Hip,Hoera!” als de pakjes werden overhandigd.

  Bron: diverse krantenarchieven 1870-1906

           Blik en Guillotine uit de collectie P.H.Stichting
           Foto sigarenknipper Raf Ensinck



zondag 28 juli 2013

TABAKSFABRIEKEN: ROKERTJES VOOR HET PERSONEEL

Rokertjes voor het personeel


In mijn collectie tabaksverpakkingen bevinden zich enkele pakjes met een opdruk die aangeeft dat de tabak of de sigaren bestemd waren voor het eigen personeel van de fabriek. Nieuwsgierig geworden ging ik op onderzoek uit en zowaar in de tabakswet (1e uitgave 1921) staat het onderwerp “Rokertjes” beschreven. In de herziene beschikking uit 1964, leest men in artikel 5 lid 2W dat fabrikanten gratis of tegen verminderde prijs personeelsleden van tabakswaren mochten voorzien. De maximale hoeveelheden per persoon per week waren voorgeschreven. Een werknemer kon toen kiezen uit 25 grote sigaren, 50 kleine sigaren, 100 sigaretten of  500 gram rooktabak. De accijns die de fabrikant moest betalen werd berekend naar fictieve prijzen, n.l. f 30,- voor 1000 normale sigaren, f 22.50 voor 1000 kleine sigaren, f 15,- voor 1000 sigaretten en f 1.20 voor 1 kg tabak. Dikwijls waren de pakjes of sigaren van een normale kleinhandelsprijs voorzien. Het teveel betaalde kon de fabrikant terugvorderen. Onder zekere voorwaarden konden de rokertjes ongebanderolleerd verstrekt worden.
De achterliggende gedachte om het eigen personeel ter wille te zijn was het tegengaan van diefstal, want tabakswaren kon men immers overal slijten.

In tijden van schaarste werd de regeling aangepast.Zo werd in 1942 gesteld dat werknemers die rokertjes ontvingen al bevoordeeld waren. Zij konden met de tabaksbonnen geen aanspraak meer maken op extra rantsoenen. In 1943 konden mannen onder de 18 jaar en vrouwen onder de 25 rookwaren krijgen, mits ze daarvoor hun snoepbonnen inleverden. De keuze was 20 sigaretten, 5 sigaren, 10 cigarillos of 25 gram tabak.

Tabak voor personeel uit 1946
Peter Bulthuis schrijft in zijn boek over de geschiedenis van de fa.van Nelle:
“ En zolang er bij Van Nelle wordt gewerkt, tot 1944, blijft de traditie van het “rokertje” gehandhaafd. Elk personeelslid ontvangt op de betaaldag één of twee pakjes tabak. Op die woensdagen is het een drukte van belang onder de spoorbrug over de Schie, nabij de fabriek. De zwarte handel betaalt grif f 100,- tot f 120,- voor een veertiggrams-pakje BK-shag en de èchte “Zware van de Weduwe” in vijftiggrams-verpakking levert f 180,- tot f 200,- op. Ter vergelijking: een fabrieksmeisje verdient op dit moment een tientje per week.”


Voor- en zijkant van een pakje tabak bestemd voor het “rokertje” van het

       personeel.(jaren 50 vorige eeuw)

Ook oud-werknemers/werkgevers uit de tabaksbranche wisten de regelingen zich goed te herinneren. Een sigarenmaker kreeg al met de regeling te maken toen hij op zijn 14e in de sigarenmakerij begon.Tegen gereduceerde prijs kon men kistjes van 50 senoritas kopen. Gepensioneerden behielden het recht om voordelig sigaren bij de fabriek te kopen. Bij fusie ging het recht mee.
Bij Turmac bestond en bestaat nog steeds een regeling van min of meer gratis sigaretten.Tot de jaren 80 kreeg elke werknemer boven de 18 jaar 100 sigaretten per week. Ook de gepensioneerden behielden dat recht. In overleg met de douane waren dat  ongebanderolleerde sigaretten uit de exportvoorraden. Laurens b.v. maakte een “eigen merk” personeelssigaretten.

links 50 sigaren                               rechts 20 sigaretten

In de jaren 80 werd door de fiscus inkomstenbelasting geheven die bij de werknemers werd ingehouden. De consumentenprijs van de sigaretten (zonder accijns) werd als inkomen gerekend.
Door de rokertjes-regeling was er geen reden meer voor diefstal. Wie zich er toch aan schuldig maakte kreeg één waarschuwing en de volgende keer op staande voet ontslag.

Bij de Washingtonfabriek in Baarn (jaren 1950-1965) kregen de mensen boven de 18 jaar 20 sigaren per week uit de grote hoop. Daar zaten vaak “oplappertjes” bij, sigaren die na de 1e controle afgekeurd waren en met behulp van stukjes tabak weer opgelapt werden. In Hypolitushoef waar meer meisjes dan mannen werkten kreeg men normale sigaren, geringd met de laagste banderolleprijs.

Bij Agio mochten werknemers voor 400 euro per jaar kopen  met een korting van 25%. Via aanvraagformulieren bij de ministeries kan men tot op heden (2005) van deze regeling, die voorheen veel rianter was, gebruik maken.

Ook in het buitenland werden pakjes sigaretten gratis aan het personeel verstrekt. In Belgie verstrekte de firma Van der Elst uit Antwerpen gratis pakjes Belga aan haar personeel. Op de achterzijde van het pakje de Franse tekst "Cigarettes personnel gratuit".




  Bronnen:

- De wet op de accijns van tabaksfabrikaten (1966) Uitgave British-American Tobacco Co
- Bureau voor de kerfindustrie: circulaire 97 (1942) en 131 (1943)
- Peter Bulthuis: Een weduwe in Koffie, Thee en Tabak blz.110 (1982)
- Gesprekken of correspondentie met A.Henselmans, F.A.Wienk, H.Visser,L.Bracco Gartner
  (2005)
- afb: Belga uit www.2ehands.be (2015)